Duurzaamheidsrapportages: hoe word ik als CFO wegwijs in de ‘alfabetsoep’?

Volgens sommige experts wordt de soep in twee smaken opgediend.

De wereld van duurzaamheidsverslaggeving wordt vaak een zogenaamde ‘alfabetsoep’ genoemd. Niet helemaal terecht: er zijn wereldwijd slechts twee standaarden die een holistische benadering aannemen: GRI en SASB. Bovendien is er een tendens naar verdere harmonisatie van duurzaamheidsverslaggeving.

Een oriëntatie op de wereld van duurzaamheid biedt op het eerste gezicht een duizelingwekkende wirwar van standaarden, richtlijnen, raamwerken, keurmerken en benchmarks. Uit onderzoek van The Reporting Exchange in 2019 blijkt dat er ruim 1.700 afkortingen bestaan op het gebied van duurzaamheid en dat meer dan 360 verschillende instanties zich ermee bezighouden. Een alfabetsoep.

Dit lijkt het er niet makkelijker op te maken voor bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen serieus nemen en hun rapportagesysteem zo willen inrichten dat ze goed kunnen rapporteren over hun impact op het gebied van Environmental, Social en Governance (ESG). Buiten de verwarring, levert deze wirwar ook een gebrek aan gestandaardiseerde, vergelijkbare informatie op, wat weer kan leiden tot ‘cherry picking’ en zelfs ‘greenwashing’.

Niet alle letters even relevant
Maar niet alle letters van de alfabetsoep zijn even relevant als het om daadwerkelijke duurzaamheidsverslaggeving gaat, zeker niet voor de CFO. Het belangrijkste onderscheid kan gemaakt worden tussen enerzijds de ‘rapportagestandaarden’ en anderzijds de ‘richtlijnen en raamwerken’ voor duurzaamheid. Daarnaast zijn er allerlei raamwerken en benchmarks die principes van duurzaamheid en risicomanagement uiteenzetten, maar die niet als rapportagestandaarden kunnen worden beschouwd – denk daarbij aan de SDG’s van de Verenigde Naties. Ook zijn er (bijzonder arbitraire) keurmerken, ratings en rankings, zoals de duurzaamheidsindices van S&P Dow Jones, Morningstar of Bloomberg, Voor duurzaamheidsrapportages zijn deze niet direct van belang.

Rapportagestaandaarden
Wat echte ‘rapportagestandaarden’ voor duurzaamheid betreft, is het veld eigenlijk vrij overzichtelijk. Er zijn wereldwijd slechts drie standaarden: GRI, SASB en TCFD. Twee daarvan kennen een overkoepelende, holistische benadering. In de eerste plaats de Global Reporting Initiative (GRI)-standaarden – de oudste en wereldwijd verreweg meest gebruikte standaarden, die al door meer dan 10.000 organisaties worden gehanteerd. In de tweede plaats de Sustainability Accounting Standards Board (SASB)-standaarden, die worden toegepast door zo’n 1.000 organisaties, voornamelijk in de Verenigde Staten. De standaarden van de Task Force on Climate Related Disclosures (TCFD) richten zich alleen op klimaatgerelateerde onderwerpen.

Een belangrijke onderscheidende factor in deze standaarden is dat de GRI-standaarden uitgaan van een ‘multi-stakeholder’-benadering en het principe van dubbele materialiteit toepassen: de rapporterende entiteit gaat niet alleen uit van de waardecreatie van de onderneming zelf ten behoeve van investeerders, maar ook van de niet (per se directe) economische effecten voor het klimaat en de samenleving ten behoeve van meerdere stakeholders. De SASB-standaarden, als onderdeel van de Value Reporting Foundation (VRF) – samen met IIRC en CDSB – gaan evenals de TCFD-standaarden uit van het financieel materialiteitsprincipe en zijn alleen gericht op investeerders.

Net zo goed als financiële rapportages onder IFRS of (US)-GAAP, zijn duurzaamheidsrapportages gebaseerd op nauwkeurig omschreven rapportagestandaarden. "Een rapportagestandaard is een 'fixed format' om je stakeholders te informeren zodat ze 'vergelijkbare informatie' krijgen", zegt Eelco van der Enden, onlangs benoemd tot CEO van het GRI en tot 1 januari 2022 partner bij PwC waar hij de Global ESG Platform Leader voor Tax, Legal, People Services is. "Zie een rapportagestandaard als een belastingaangifte met een vast stramien dat gevolgd dient te worden om informatie te verschaffen. De publicatie – het rapport – onder de standaardvoorwaarden laat zien of de onderneming inderdaad de guiding principles heeft gevolgd. Het is de 'proof of the pudding'."

Harmonisatiepogingen
De roep om harmonisatie in duurzaamheidsverslaggeving wordt steeds sterker en is afkomstig van een brede groep stakeholders, waaronder Europese en nationale overheden, marktreguleerders, financieel dienstverleners, organisaties zelf en met name investeerders. Van der Enden wijst op twee ontwikkelingen die van belang zijn in wat hij noemt 'het sensibiliseren van de ESG-markt'.

Ten eerste heeft de IFRS Foundation in september 2020 besloten om, naast standaarden voor financiële rapportage, nu ook haar eigen ‘Sustainability Standards’ te gaan uitgeven. Uitgangspunt daarbij is om zich alleen te richten op financiële materialiteit en voorlopig de focus te leggen op klimaatgerelateerde verslaglegging, in plaats van op bredere ESG-verslaggeving. Of de IFRS Foundation zelf daadwerkelijk nieuwe standaarden zal gaan ontwikkelen die verplicht zullen worden, is onbekend. De werkgroep die hieraan vorm moet geven bestaat uit De Value Reporting foundation (IIRC, SASB, CDSB), TCFD en WEF. Ten tweede is er de in het oog springend ontwikkeling van European Sustainability Reporting Standards (ESRS) door de Europese Commissie.

Corporate Sustainability Reporting Directive
Als onderdeel van de Green Deal heeft de Europese Commissie begin 2020 besloten om te komen met ‘eigen’ duurzaamheidsstandaarden. De bestaande Non-Financial Reporting Directive (NFRD) uit 2014 is omgedoopt tot de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD). De CSRD is een richtlijn en bepaalt niet wat er moet worden gedaan, alleen dat er gerapporteerd moet worden door bepaalde bedrijven die aan bepaalde criteria voldoen. De directive kent regels die de lidstaten zelf in hun wetgeving moeten incorporeren (in het geval van Nederland in het Burgerlijk Wetboek titel 9 lid 2). De CSRD wordt verplicht in heel Europa, voor alle ondernemingen die aan twee van de volgende drie criteria voldoen: 250 FTE's, een jaaromzet van ten minste 40 miljoen euro en 20 miljoen euro aan activa. Zodra de CSRD van kracht wordt, zullen veel meer ondernemingen moeten rapporteren over duurzaamheid, zowel beursgenoteerde als niet beursgenoteerde bedrijven. Nu geldt deze verplichting alleen voor grote beursgenoteerde ondernemingen, banken en verzekeraars. Binnen Europa zal het aantal bedrijven dat verplicht moet rapporteren van ongeveer 11.600 naar 49.000 gaan. Binnen Nederland van circa 115 naar 500.

Rapporteren in XHTML-format
Ook kleinere beursgenoteerde ondernemingen vallen straks onder de CSRD, met uitzondering van de allerkleinste, de zogenaamde ‘micro-enterprises’. Deze bedrijven mogen op basis van eenvoudiger standaarden rapporteren, drie jaar nadat de grote ondernemingen daartoe verplicht worden. Duurzaamheidsinformatie moet worden gerapporteerd in XHTML-format, zodat deze kan worden ontsloten via het European Single Access Point (ESAP), een centraal EU-toegangspunt voor bedrijfsinformatie. Bedrijven moeten hun duurzaamheidsrapportages straks ook laten controleren door een externe accountant. Bestuur, management en toezichthouders dienen actief en aantoonbaar collectief verantwoordelijkheid te dragen voor duurzaamheidsverslaggeving. Het in-control statement, dat tot nu toe alleen betrekking had op de financiële verslaggeving, zal naar verwachting worden uitgebreid naar de gerapporteerde duurzaamheidsinformatie. Dit is de eerste keer dat het management expliciet – en schriftelijk – aan de buitenwereld laat zien dat het deze verantwoordelijkheid draagt.

De daadwerkelijke regels voor ESG-rapportages zijn op dit moment vrijwillig (GRI, SASB, etc), maar de EU wil één set van standaarden ontwikkelen. De European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) die belast is met het ontwikkelen van deze standaarden, verwacht deze in 2022 af te hebben, met 2024 als eerste publicatiejaar over het boekjaar 2023. EFRAG en GRI hebben begin juli 2021 een ‘landmark statement of cooperation’ getekend. GRI wordt de ‘co-constructor’ van deze standaarden, en mag in die hoedanigheid de standaarden dus mede-ontwikkelen.

Twee smaken
De twee initiatieven verschillen wezenlijk van elkaar; de soep wordt in twee smaken opgediend. Het IFRS-initiatief gaat volgens Van der Enden ‘slechts over de monetaire waardecreatie op het niveau van de onderneming ten behoeve van investeerders’. Het Europese initiatief getuigt daarentegen van een wat bescheidener en minder geldgedreven benadering. De CSRD is gebaseerd op het dubbele materialiteitsprincipe – een bedrijf moet rapporteren over duurzaamheidsaspecten met een wezenlijke impact op twee vlakken, niet alleen op het bedrijf zelf maar ook op het klimaat en de samenleving. Vandaar ook dat de EU heeft gekozen voor GRI als ‘co-constructor’: de EU wil het principe van dubbele materialiteit in de rapportagestandaarden hebben – iets dat GRI wel biedt en de standaarden van SASB en TCFD met hun financiële materialiteit niet.
Zelf is Van den Enden hartstochtelijk pleitbezorger van de Europese benaderingswijze, waarbij de uitkomst zal zijn: financiële rapportages onder IFRS-standaarden en duurzaamheidsrapportages op basis van de CSRD- en GRI-standaarden. Een zogeheten ‘twee pilaren’ benadering voor ‘integrated reporting’.

De Amerikaanse benaderingswijze verdient niet de voorkeur, vindt ook Bronte Klein, global ESG Platform Driver, Tax & Legal Services van PwC. “Duurzaamheidsrapportages zijn niet het prerogatief van investeerders, dit is een te enge benadering. De hele essentie van ‘duurzaamheid’ is nu juíst dat een brede stakeholdergroep moet worden bediend – werknemers, leveranciers en de gemeenschappen waarbinnen bedrijven opereren. Het opstellen van een ESG-rapportage met alleen investeerders als publiek mist zijn doel.”

Het zou wel betekenen dat volledige harmonisatie (één rapport, met vergelijkbare en in geld uit te drukken resultaten) achterwege blijft. Maar duurzaamheidsrapportering is ook iets heel anders dan het rapporteren van financiële cijfers, zegt Van den Enden. “Misschien dat je de financiële waarde van de CO2-emissies in kaart kunt brengen. Maar hoe druk je de waarde van een mensenleven in geld uit? Of van een hogere inclusiviteit of diversiteit? En waar heeft de wereld de meeste behoefte aan? Aan een rapport dat tekst en uitleg geeft over maatregelen die zijn genomen om mensenrechten te beschermen, of aan een rapport waarin de waarde van die maatregelen wordt berekend? Het eerste zou ik zeggen.”

Gerelateerde artikelen