Aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds?

Het aantal pensioenfondsen in Nederland is de afgelopen jaren gedaald van 1122 in 1992 naar 382 eind 2013. De verwachting is dat er eind 2014 minder dan 350 fondsen over zijn. Waarschijnlijk zal nog een (fors) aantal ondernemingen de pensioenregeling elders onderbrengen en het bijbehorende ondernemingspensioenfonds vervolgens liquideren.

Er zijn diverse opties voor ondernemingen die hun pensioenregeling niet langer zelf willen uitvoeren. De onderneming kan de uitvoering onderbrengen bij een verzekeraar of een ppi, eventueel een internationale (IORP-)oplossing zoals de België-route kiezen of zich bij een bedrijfstakpensioenfonds aansluiten. In dit artikel gaan wij in op deze laatste mogelijkheid.Vrijwillige aansluiting mogelijkEen bedrijfstakpensioenfonds is een pensioenfonds ten behoeve van een of meer bedrijfstakken of delen van een bedrijfstak. Voor veel ondernemingen in Nederland geldt verplichte deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds. Dat is aan de orde als de staatssecretaris op grond van de Wet BPF 2000 een verplichtstellingsbeschikking voor een bepaalde bedrijfstak heeft afgegeven. Deze beschikking wordt op aanvraag van het georganiseerde bedrijfsleven binnen een bedrijfstak afgegeven als de aanvragers naar het oordeel van de staatssecretaris een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigen.De mogelijkheid bestaat dat ook werkgevers die niet onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds vallen, zich vrijwillig bij een bedrijfstakpensioenfonds aansluiten met een beroep op artikel 121 van de Pensioenwet. Er dient dan aan een van de volgende voorwaarden te worden voldaan.a. De loonontwikkeling bij de werkgever is ten minste gelijk aan die in een bedrijfstak waarin het bedrijfstakpensioenfonds werkzaam is, en de werkgever neemt deel in de sociale fondsen van dezelfde bedrijfstak.b. Er is sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten, en een andere werkgever die onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt.c. Toetreding gebeurt aansluitend aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds viel.Daarnaast is het mogelijk dat een bedrijfstakpensioenfonds zelf nog aanvullende voorwaarden stelt. Hierbij kan gedacht worden aan de voorwaarde dat na toetreding alle werknemers van de onderneming worden aangemeld, dat de cao van (een van de sectoren van) de bedrijfstak wordt aangehouden en dat de bedrijfstakeigen regelingen (zoals opleidingsfondsen of een collectieve ongevallenverzekering) wordt toegepast.Een aantal bedrijfstakpensioenfondsen wil graag profiteren van de consolidatieslag onder de ondernemingspensioenfondsen. Zij hebben de werkingssfeer uitgebreid met werkzaamheden en/of bedrijfstakken die niet onder de verplichtstelling vallen en deze uitgebreide werkingssfeer opgenomen in de statuten. Hierdoor kan een groot aantal ondernemingen tot een bestaand bedrijfstakpensioenfonds toetreden, waar dit enkele jaren geleden nog niet mogelijk was. Onder andere Pensioenfonds Zorg & Welzijn (PFZW) en het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven (PGB) hebben de werkingssfeer fors uitgebreid. Voor ondernemingen die enkele jaren geleden tevergeefs geprobeerd hebben de pensioenregeling onder te brengen bij een bedrijfstakpensioenfonds, zou dit daardoor momenteel wel tot de mogelijkheden kunnen behoren.Wij verwachten ook dat een aantal grote ondernemingen met dispensatie voor de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds de dispensatie zal opgeven en zich alsnog verplicht zal aansluiten bij het bedrijfstakpensioenfonds.Kenmerken van een bedrijfstakpensioenfondsDoorsneepremieEen bedrijfstakpensioenfonds is verplicht een doorsneepremie te hanteren (art. 8 Wet Bpf 2000). Dit wil zeggen dat er, ongeacht leeftijd van de deelnemer, een vast percentage van de pensioengrondslag in rekening wordt gebracht. Dezelfde doorsneepremie die bij de verplicht aangesloten ondernemingen wordt berekend, geldt ook bij vrijwillige aansluiting, indien de basisregeling van toepassing wordt. Wordt er een afwijkende pensioenregeling overeengekomen, dan mag er een andere doorsneepremie worden gehanteerd. Daarnaast mag, als de gemiddelde leeftijd van de werknemers van de toetredende werkgever hoger ligt dan die van de deelnemers in het bedrijfstakpensioenfonds, een opslag in verband met de afwijkende levensverwachting op de doorsneepremie worden gelegd. Ligt de gemiddelde leeftijd behorend bij de toetredende werkgever (fors) lager, dan is het de vraag of de pensioenregeling goedkoper uitgevoerd kan worden door een bedrijfstakpensioenfonds dan bij een ondernemingspensioenfonds of een verzekeraar.PensioenregelingDe meeste bedrijfstakpensioenfondsen kennen een basisregeling, die ook verplicht gesteld wordt voor vrijwillige toetreders. Vaak geldt een maximum salarisgrens, waarboven het soms mogelijk is om een excedentpensioenregeling af te sluiten. Deze laatste mag op basis van een actuariële premie in rekening worden gebracht. Er is een pensioenfonds (PGB) dat een modulaire pensioenregeling aanbiedt. Vrijwillige aansluiters hebben dan de mogelijkheid om bijvoorbeeld het opbouwpercentage en de franchise naar eigen keuze vast te stellen.Geen bestuurszetelEen reden om over te gaan tot liquidatie van een ondernemingspensioenfonds houdt verband met de verzwaarde eisen aan bestuursleden. Het bestuur van een bedrijfstakpensioenfonds heeft al vorm. Slechts bij toetreding van een (zeer) grote onderneming zal overwogen worden of de werkgever een bestuurszetel krijgt. De bestuurszetels van de werknemersvertegenwoordigers worden ingevuld door de in de desbetreffende bedrijfstak actieve vakbonden.De voor- en nadelen van aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds zijn afhankelijk van de bestaande pensioenuitvoerder en de eisen waaraan de overstap moet voldoen. Hierna worden verschillende mogelijkheden toegelicht.Huidige regeling bij ondernemingspensioenfonds Door de diverse financiële crises, die enorme gevolgen hebben gehad voor de financiële positie van de pensioenfondsen, is de wet- en regelgeving voor pensioenfondsen steeds strenger geworden en volgt nieuwe wetgeving elkaar nu snel op. Vanaf 1 juli jongstleden dienen pensioenfondsen te voldoen aan de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. In 2015 gaat het nieuwe Financieel Toetsingskader (gefaseerd) van start. Het tijdsbeslag van pensioenfondsbestuurders is de laatste jaren fors toegenomen. Vooral voor kleinere pensioenfondsen is het lastig om aan de toenemende eisen en regelgeving te voldoen en om nieuwe, deskundige bestuurders te vinden. Werkgevers moeten de bestuurders voldoende tijd geven om aan het pensioenfonds te besteden, wat niet vanzelf gaat. Dit speelt in een bedrijfstakpensioenfonds niet. Daarnaast kan aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds voor een werkgever leiden tot collectiviteits- en schaalvoordelen ten aanzien van bijvoorbeeld kosten voor vermogensbeheer en administratie.Huidige regeling ondergebracht bij een verzekeraarNaar onze verwachting zal een nieuwe beweging in pensioenland kunnen worden dat ondernemingen met rechtstreeks verzekerde pensioenregelingen (met een middelloonregeling) overstappen naar een bedrijfstakpensioenfonds. Zoals eerder vermeld was het bij het aangaan van de rechtstreeks verzekerde regeling niet altijd mogelijk om aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds. Door de uitbreiding van de werkingssfeer van diverse pensioenfondsen behoort dat nu wel tot de mogelijkheden.Verder kan er een financiële beweegreden zijn om de middelloonregeling die is ondergebracht bij een verzekeraar, onder te gaan brengen bij een bedrijfstakpensioenfonds. Contracten bij een verzekeraar hebben veelal een duur van vijf jaar. Verzekerde regelingen kennen een rekenrente van 3 (en voorheen zelfs 4) procent. In de afgelopen jaren is de rente tot ruim onder de 3 procent gedaald. Indirect rekent een verzekeraar echter met de marktrente door een marktrentetoeslag op de premie te hanteren. Ook zijn momenteel de garantiepremies hoog. Contractverlenging zal dus leiden tot een forse stijging van de pensioenpremie. Daarnaast kennen verzekeraars een winstoogmerk, dit in tegenstelling tot een bedrijfstakpensioenfonds. Vanwege de hogere premies is het de vraag in hoeverre er nog een toeslagverlening gerealiseerd kan worden indien een nieuw contract wordt afgesloten. Een bedrijfstakpensioenfonds heeft wel een toeslagperspectief. Overigens kent de verzekeraar een nominale garantie, wat een bedrijfstakpensioenfonds niet heeft. Bij een bedrijfstakpensioenfonds is er een kans op korting van de opgebouwde pensioenen.Er zijn ook verzekeraars die geen middelloon- en eindloonregelingen meer willen uitvoeren vanwege de hoge buffer die de verzekeraar zelf voor dat soort regelingen dient aan te houden op de balans. Dan moet de onderneming bij het einde van het contract op zoek naar een nieuwe pensioenuitvoerder.Boekhoudkundige consequentiesEen overweging om een middelloonregeling bij een verzekeraar te beëindigen of een ondernemingspensioenfonds te liquideren en de pensioenregeling onder te brengen bij een bedrijfstakpensioenfonds, kan zijn dat de onderneming af wil van de fluctuerende pensioenlasten in de jaarrekening. Nagenoeg alle bedrijfstakpensioenfondsen voeren een middelloonregeling uit. Een middelloonregeling ondergebracht bij een verzekeraar laat de pensioenverplichtingen in de balans veelal niet vervallen. Dat geldt in veel gevallen wel wanneer een middelloonregeling bij een bedrijfstakpensioenfonds wordt ondergebracht.Er zijn twee manieren om de boekhoudkundige consequenties te beëindigen, ofwel via een bedrijfstakpensioenfonds, ofwel via een beschikbarepremieregeling bij een verzekeraar. Als de boekhoudkundige consequentie de beweegreden is, en het alternatief dus een beschikbarepremieregeling bij een verzekeraar (of ppi), wordt de keuze bepaald door de afweging: zekerheid tegenover kosten. Bij een beschikbarepremieregeling wordt het risico volledig bij de deelnemer neergelegd. Daardoor staan vakbonden niet welwillend tegenover de beschikbarepremieregeling. Het maakt een beschikbarepremieregeling wel goedkoper dan een middelloonregeling.Voorwaarden om accountingverplichtingen te voorkomenDe pensioenverplichtingen in de balans vervallen niet door alleen de pensioenregeling bij een bedrijfstakpensioenfonds onder te brengen. Het pensioenfonds blijft dan immers nog voortbestaan. Daarom moeten de opgebouwde pensioenen ook worden overgedragen naar het bedrijfstakpensioenfonds. Onder de volgende belangrijkste voorwaarden kunnen de balansverplichtingen dan komen te vervallen:a. de aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds is voor onbepaalde tijdb. het bedrijfstakpensioenfonds kan bij eventuele beëindiging van de aansluiting niet eisen dat de opgebouwde pensioenen worden overgedragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder.Aan deze voorwaarden zal bij de onderhandelingen met een bedrijfstakpensioenfonds in ieder geval moeten worden voldaan.Eventuele andere voorwaarden om de balansverplichtingen uit hoofde van de Nederlandse pensioenregeling te laten vervallen kunnen in een later stadium worden onderzocht. Deze aanvullende voorwaarden zijn afhankelijk van de accountingregels die de onderneming toepast. Na aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds en overdracht van de opgebouwde aanspraken, zo leert onze praktijkervaring, is verwerking van de pensioenlasten als bij een beschikbarepremieregeling onder de diverse accountingregels vrijwel altijd mogelijk.Collectieve waardeoverdrachtIndien de toekomstige pensioenregeling wordt ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds, is de vervolgvraag of ook de opgebouwde pensioenen worden overgedragen. Dit is niet zonder meer mogelijk. Het overdragende pensioenfonds dient zich namelijk in te kopen in de financiële positie (dekkingsgraad) van het bedrijfstakpensioenfonds. Om precies te zijn wordt de inkoopsom vastgesteld op basis van de grondslagen  van het bedrijfstakpensioenfonds, de dekkingsgraad van het bedrijfstakpensioenfonds én eventueel een opslag in verband met een afwijkende levensverwachting. De dekkingsgraad van het ondernemingspensioenfonds zelf geeft dus onvoldoende informatie om te beoordelen of een overdracht mogelijk is.Indien het vermogen van het ondernemingspensioenfonds onvoldoende is om de opgebouwde pensioenen over te dragen, kan de werkgever een bijstorting overwegen. Een andere mogelijkheid is dat de opgebouwde pensioenen (nominaal) worden overgedragen aan een verzekeraar. Een ondernemingspensioenfonds heeft veelal geen bestaansrecht meer zonder aangesloten onderneming.Als de opgebouwde pensioenen waren ondergebracht bij een verzekeraar, zal het beschikbare vermogen veelal niet voldoende zijn om de opgebouwde pensioenen aan een bedrijfstakpensioenfonds over te dragen. Zoals hiervoor vermeld zijn de verzekeraarscontracten gebaseerd op een rekenrente van 3 (en sporadisch zelfs nog 4) procent. Omdat de huidige marktrente hier ruim onder ligt, staan de contracten bij een eventuele overdracht ‘onder water’. Onze ervaring is wel dat de verzekeraars de garantiecontracten liever kwijt dan rijk zijn, dus dat een hogere overdrachtswaarde niet bij voorbaat uitgesloten is.ConclusieVeel ondernemingen zijn verplicht aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds. Daarnaast is vrijwillige aansluiting mogelijk. Door de uitbreiding van de werkingssfeer van de bedrijfstakpensioenfondsen is vrijwillige aansluiting voor meer ondernemingen mogelijk dan enkele jaren geleden. Bij de huidige rentestand kan dat ook financieel aantrekkelijk zijn. Dit wil niet zeggen dat overdracht van de opgebouwde pensioenen mogelijk is. In elke situatie dient onderzocht te worden welke oplossing het best voldoet.Brenda Jansen is actuaris en Client Consultant Retirement & Financial Management bij Aon Hewit