‘AIFMD zorgt voor betere beheer van alternatieve beleggingsfondsen’
De richtlijn heeft ervoor gezorgd dat binnen de Europese Unie geharmoniseerde wetgeving en toezicht is ontstaan, waardoor de risico's van het beleggen in dit soort fondsen beter beheerst kunnen worden en beleggers beter worden beschermd.
Dit blijkt uit een evaluatie die KPMG in opdracht van de Europese Commissie heeft uitgevoerd in vijftien EU-lidstaten.
Als reactie op de financiële crisis in 2008 nam het Europees Parlement in 2011 de AIFMD aan om uniforme wetgeving te creëren voor fondsbeheerders die alternatieve beleggingsfondsen beheren en deelnemingsrechten aanbieden. "Strengere eisen op het gebied van kapitaal, waardering, bedrijfsvoering en informatieverstrekking moesten leiden tot een beperking van de risico's en een betere bescherming van beleggers", zegt Ivo Habets van KPMG Advisory.
Habets: "De conclusie van de evaluatie is dat de AIFMD een cruciale rol heeft gespeeld bij het creëren van een gemeenschappelijke en transparante markt voor het beheren en aanbieden van alternatieve beleggingsfondsen binnen de Europese Unie. De evaluatie laat echter ook zien dat de AIFMD op een aantal punten aanzienlijk moet worden verbeterd."
Paspoortregime schiet tekort
Habets constateert dat meer dan de helft van de beheerde alternatieve beleggingsfondsen in de Europese Unie wordt aangeboden aan retailbeleggers. Habets: "Bij deze beleggers zien wij een steeds grotere vraag ontstaan naar duurzame beleggingsfondsen. Veel duurzame beleggingsfondsen worden aangemerkt als alternatief beleggingsfonds omdat met name wordt geïnvesteerd in alternatieve beleggingscategorieën, zoals microfinanciering en duurzame energie. Er zal dus meer vraag ontstaan naar beleggingsmogelijkheden in alternatieve beleggingsfondsen. Bovendien komen ook crypto-investeringen steeds meer in het vizier van retailbeleggers. Het aanbieden van rechten van deelneming aan retailbeleggers is met de AIFMD binnen de Europese Unie echter minder strak geregeld. Dit betekent dat iedere EU-lidstaat aanvullende eisen mag stellen aan het aanbieden van deelnemingsrechten. Fondsbeheerders die alternatieve beleggingsfondsen in andere EU-lidstaten willen aanbieden aan retailbeleggers krijgen dan ook te maken met verschillende procedures en aanvullende eisen. Dit maakt het aanbieden van rechten van deelneming aan retailbeleggers in het buitenland onder een AIFMD-vergunning erg complex en betekent dat binnen de Europese Unie onvoldoende kan worden ingespeeld op de groeiende vraag van retailbeleggers naar beleggingen in alternatieve beleggingsfondsen. Deze beperking in de harmonisatie van de AIFMD is dan ook niet langer te verdedigen en zal moeten worden weggenomen. Alleen dan ontstaat een uniform wetgevingskader voor het aanbieden van deelnemingsrechten aan retail beleggers."
Nationale interpretatieverschillen vormen risico
Hoewel AIFMD op veel punten heeft bijgedragen aan geharmoniseerde wetgeving voor fondsbeheerders, blijken EU-lidstaten de richtlijn op een aantal terreinen heel verschillend te hebben verankerd in hun nationale wetgeving. Habets: "Zo bestaan binnen de Europese Unie verschillende opvattingen over het 'substance' begrip in het kader van het delegeren van beheerwerkzaamheden. Ook de werkzaamheden van de AIFMD-bewaarfunctie worden door verschillende EU-lidstaten anders ingevuld. Op nationaal niveau zijn bijvoorbeeld interpretatieverschillen zichtbaar ten aanzien van onder meer de 'look-through'-bepaling en de cash monitoring-taken. Dit soort verschillen brengt risico's met zich mee. Een goed voorbeeld hiervan is Brexit. Britse fondsbeheerders die zich als gevolg van Brexit willen vestigen op het vasteland vergelijken de wijze waarop de AIFMD in de verschillende landen is geïmplementeerd in nationale wetgeving. Landen die AIFMD niet ten volle implementeren kunnen zich in de kijker te spelen als ideaal vestigingsland. Datzelfde geldt voor het stellen van minimale aanvullende eisen aan het aanbieden van deelnemingsrechten aan retailbeleggers. Een onderlinge strijd tussen lidstaten om zich te profileren als vestigingsland druist in tegen het principe van één interne markt."