Belonen we CFO’s liever in aandelen, of in cash?

Een fiscaal perspectief op managementparticipaties.

Tekst: Sathees Kengatharam, Senior Tax Manager HVK Stevens

Niets motiveert een werknemer meer dan het gevoel van eigenaarschap, voortkomend uit de participatie. En dat geldt ook voor CFO’s.Veel CFO’s hebben daarom ook aandelen, opties of daarmee vergelijkbare rechten in het bedrijf waar ze voor werken. Het doel daarvan is de alignment of interests tussen de CFO, die onderdeel is van het (hoger) management, en de aandeelhouders.

Voor de CFO is het financieel zeer interessant vanwege de potentieel hoge rendementen die kunnen worden behaald. Voor de onderneming is het ook een voordeel dat de beloning pas uitgekeerd wordt bij een exit.

  • Het belonen van de CFO met aandelen in de company heeft voordelen voor zowel onderneming, als voor de CFO zelf.
  • Bonus in cash is het meest recht-toe-recht-aan qua belastingheffing
  • Bij een beloning in de vorm van aandelen kan de heffing substantieel lager liggen dan de 49,5%, mits vooraf correct vormgegeven.
  • Met een reverse vesting scheme kan de waardestijging van de aandelen buiten de loonheffing worden gehouden.
  • Exitbonussen verstrekt aan een CFO zijn (sneller) aftrekbaar (recent arrest van de Hoge Raad).

Complexe fiscaliteit

Maar de fiscaliteit rondom de managementparticipaties is complex. In de kern komt de discussie vaak neer op de vraag of het rendement dat de managers behalen met de participatie belast moet worden als vergoeding voor arbeid (box 1), als vergoeding voor kapitaal (box 2 of 3) of een combinatie van beiden. Bij de onderneming speelt daarnaast de vraag of de kosten aftrekbaar zijn. Om de belastingheffing rondom de managementparticipatie op een praktische wijze uiteen te zetten vergelijk ik hieronder een beloning in de vorm van een cash bonus met een beloning in de vorm van aandelen.

Belastingheffing cash bonus – box 1 (49,5%)

Een bonus in cash is qua fiscaliteit het meest recht-toe-recht-aan. De bonus is voor de CFO (werknemer) belast in box 1 tegen het progressieve tarief (maximaal tarief 2024: 49,5%). Het heffingsmoment is doorgaans het moment van uitbetaling. Voor de vennootschap vormt het bedrag in beginsel een aftrekbare bedrijfslast.

In twee gevallen kan de aftrek echter beperkt worden. Ten eerste, als de bonus gezien kan worden als aan- of verkoopkosten van een deelneming. Dan moet er een ‘rechtstreeks oorzakelijk verband’ zijn tussen de bonus en de aan- of verkoop. Dit lijkt aan de orde te zijn  als de CFO een exit-bonus is toegezegd die afhankelijk is van de verkoopopbrengst van de onderneming. Recent heeft de Hoge Raad echter het criterium van ‘rechtstreeks oorzakelijk verband’ verder verduidelijkt, waardoor naar mijn mening gewoonlijk een bonus die betaald wordt bij verkoop van een onderneming, aftrekbaar is.
De tweede aftrekbeperking is van toepassing als de bonus is vormgegeven als een Stock Appreciation Right (SAR) en is verstrekt aan werknemers met een jaarsalaris van meer dan EUR 699.000 (bedrag 2024). Bij een SAR is de hoogte van de bonus afhankelijk van de waardeverandering van de aandelen.

Belastingheffing aandelen – heffing afhankelijk van structuur

Bij een beloning in aandelen wordt het verschil tussen de marktwaarde van de aandelen en de prijs die de CFO betaalt direct bij verkrijging belast in box 1 (als loon). De onderneming moet dus ook loonbelasting en eventueel premies inhouden. Ondanks dat de aandelen belast zijn als loon, zijn de kosten niet aftrekbaar voor de onderneming.

Vaak is sprake van een vesting scheme, waarbij de CFO pas onvoorwaardelijk eigenaar wordt van de aandelen (vesten) naarmate hij een bepaalde periode in dienst is (bijvoorbeeld na 1 jaar 25%, na 2 jaar 50% et cetera). In dat geval verschuift het heffingsmoment over de verkrijging naar het moment van vesting, dus ieder jaar wordt 25% in de heffing betrokken voor de waarde op dat moment minus de inleg. Nadeel daarvan is dat de waardestijging tot vesting ook in box 1 wordt belast. Om die reden wordt in de praktijk regelmatig  gewerkt met een zogenoemde reverse vesting. De CFO is dan vanaf het eerste moment eigenaar van de aandelen, maar heeft wel de verplichting om de aandelen (gedeeltelijk) in te leveren bij een vroegtijdig vertrek (vertrek na 1 jaar 75% inleveren, na 2 jaar 50% etcetera). Economisch gezien werkt dat hetzelfde uit als bij de gewone vesting, maar het heffingsmoment is eerder (bij toekenning). Daardoor blijft de waardestijging tot vesting buiten de loonheffing van 49,5%.

Hoe de toekomstige waardestijging van die aandelen bij de CFO in de heffing wordt betrokken is afhankelijk van de fiscale kwalificatie van die aandelen. Een belang van minder dan 5% hoort in beginsel thuis in box 3 en een belang van 5% of meer in een soort aandelen in box 2. Als echter sprake is van een zogenoemd lucratief belang, zal het box 1 regime van toepassing blijven. De achtergrond voor het invoeren van de lucratiefbelangregeling is dat het voor alle partijen lastig is upfront de aandelen te waarderen, zeker van  complexe instrumenten zoals verschillende soorten aandelen met ieder een ander risico- en rendementsprofiel. Omdat op grond van de lucratiefbelangregeling uiteindelijk toch heffing in box 1 plaatsvindt, is de waardering van de aandelen bij verkrijging minder belangrijk voor de belastingdienst.

Lees ook op CFO.nl: Blijft het inkopen van eigen aandelen een trend in CFO land?

Wanneer is sprake van een lucratief belang?

Een klassiek voorbeeld is de financiering van de onderneming met een mix van cumulatief preferente aandelen (cumprefs) en gewone aandelen. De cumprefs hebben een vast rendement (bijvoorbeeld 8%). De gewone aandelen zijn achtergesteld op de cumprefs, maar alle potentiële overwinst komt toe aan de gewone aandelen. De CFO die participeert in de gewone aandelen wordt zo in staat gesteld met een relatief lage investering een potentieel hoog rendement te behalen. Een dergelijk hefboomeffect (envy) kan ook worden gecreëerd door te werken met (achtergestelde) leningen of agio in plaats van cumprefs. Ook zien we in de praktijk zogenoemde hurdle of threshold aandelen. Bij deze aandelen gaat de CFO meedelen in de winst vanaf een bepaalde drempel. Dit kan simpelweg in de aandeelhoudersovereenkomst worden afgesproken, terwijl statutair sprake is van één soort aandeel. De aandelen zijn lucratief als er een hefboom is van minimaal 1 op 10  (de onderneming is bijvoorbeeld met meer dan 90% gefinancierd met cumprefs en de rest met gewoon aandelenkapitaal).

Preferente aandelen kunnen lucratief zijn indien het preferente dividend 15% of meer is. Hoewel dat niet expliciet in de wet terugkomt, is het uitgangspunt dat dit 15% van de inleg betreft.Ook kunnen bepaalde vorderingen als lucratief kwalificeren als het rendement op die vorderingen in enigszins belangrijke mate afhankelijk is van management- of aandeelhoudersdoeleinden.

Tot slot kunnen ook overige rechten of verplichtingen waarvan het waardeverloop in enigszins belangrijke mate afhankelijk is van management- of aandeelhoudersdoeleinden lucratief zijn.

Box 2 structuur met doorstootverplichting – mogelijkheid om heffing van 49,5% naar 33% te verlagen

Een lucratief belang wordt in beginsel belast tegen het progressieve box 1 tarief (maximaal tarief 2024: 49,5%). De heffing kan worden verminderd naar het gunstigere box 2 tarief (maximaal tarief in 2024: 33%) als de participatie van de CFO via een BV wordt gehouden. De BV moet de inkomsten dan wel direct (binnen hetzelfde jaar) doorstoten naar privé (de zogenoemde ‘doorstootverplichting’). Van belang is dat op het niveau van de BV de deelnemingsvrijstelling van toepassing is, anders treedt dubbele heffing op. Voor de deelnemingsvrijstelling is een belang van minimaal 5% vereist in het nominaal gestorte kapitaal. Als daar initieel geen sprake van is, zou toch de deelnemingsvrijstelling verkregen kunnen worden door met verschillende soorten aandelen te werken.

Recente uitspraak van Hoge Raad biedt meer mogelijkheden

Verstrekking van aandelen (of daarmee vergelijkbare rechten) is een in de praktijk veel voorkomend instrument om het (hoger) management, waaronder de CFO, te belonen en te binden voor langere periode. De fiscaliteit rondom deze participaties is complex. Met een goede inrichting van de participatie vooraf kan de belastingheffing worden gemitigeerd. Door bijvoorbeeld te werken met een reverse vesting scheme kan de waardestijging buiten de loonheffing van 49,5% worden gehouden. Verder staat centraal de vraag of sprake is van een lucratief belang. In dat geval worden alle toekomstige rendementen belast in box 1 tegen 49,5%. Deze box 1 heffing kan worden gemitigeerd door te opteren voor een box 2 structuur met een doorstootverplichting. In dat geval wordt de heffing verlaagd naar 33%.

Aan de kant van de onderneming speelt daarnaast de vraag over de aftrekbaarheid van kosten, bijvoorbeeld de verstrekking van een exit bonus. Een recent arrest van de Hoge Raad biedt daarin meer mogelijkheden voor ondernemingen.

Ook naar FM Dag 2024 komen?
Op 17 april a.s. zal FM Dag “Orakels” in het teken staan van het beantwoorden van de meest urgente vragen van CFO’s, finance directors, financieel managers en controllers. Vanuit CFO.nl mogen wij dit jaar een beperkt aantal toegangskaarten weggeven aan leden van onze CFO Community die werkzaam zijn voor organisaties met een omzet van minimaal € 50 miljoen. Wil jij dit jaar ook aanwezig zijn op FM Dag, stuur dan een mail naar Amber Overbosch, Community Manager van CFO Community: amberoverbosch@sijthoffmedia.nl

 

 

Gerelateerde artikelen