CFO moet vijf factoren meewegen bij investering in verduurzaming
Pieter van der Hoeven is associate lector Finance & Accountancy bij Hogeschool InHolland. Samen met studenten en bedrijven doet hij al jaren onderzoek naar verduurzaming van het bedrijfsleven en onze economie. In de jaren ’90 werkte hij als logistiek manager bij Hoogovens Staal, het huidige Tata Steel. In deze rol kwam hij voor het eerst in aanraking met het hergebruiken van grondstoffen en ontstond zijn fascinatie voor de circulaire economie.
Van der Hoeven merkte in zijn onderzoeken van de afgelopen jaren dat traditionele financieel-economische afwegingen voor de CFO niet meer voldoen. Het is nodig om op een meer holistische manier te kijken naar de keuzes voor investeringen in duurzaamheid: ”Het blijkt dat de keuze voor duurzame innovaties niet altijd gemotiveerd kunnen worden op basis van de traditionele bedrijfseconomische criteria. In een veldonderzoek dat wij een paar jaar geleden hebben uitgevoerd rondom zeven praktijkcases van duurzame innovatie zijn onze studenten nagegaan welke bedrijfseconomische factoren vaak een beslissende rol spelen in het succes of het falen van duurzame innovaties.”
True pricing en ketensamenwerking
Op basis van deze zeven praktijkcases heeft Van der Hoeven een vijftal criteria geformuleerd die kunnen dienen als praktische handvatten voor CFO’s die een investering in duurzaamheid overwegen: ”Een van de factoren die door de CFO meegewogen kunnen worden – moeten worden – in het maken van een onderbouwde beslissing om wel of niet te kiezen voor een investering in duurzame innovatie, heeft te maken met de vraag: kunnen de maatschappelijke baten die de innovatie oplevert gekwantificeerd en gedeeld worden met de klant of met consument? Dit kan helpen om de kosten van investering door te berekenen (‘true pricing’) – en te financieren?”
Ook ziet Van der Hoeven dat verregaande verduurzaming vaak onmogelijk is zonder ook samen te werken met allerlei ketenpartners, al was het maar om bepaalde ketenprocessen te optimaliseren. De mate waarin deze samenwerking goed van de grond komt is eveneens een belangrijke factor voor succesvolle innovatie. Tegelijkertijd is er ook een inherente schaduwzijde van meer samenwerken in de keten. Intensievere samenwerking met andere organisaties brengt ook altijd een stuk extra management met zich mee, meer externe afhankelijkheid – en daarmee ook meer onzekerheid. Ook dit moet worden meegewogen door de CFO.”
Alternatieve financiering en persoonlijk netwerk
Een andere factor die volgens Van der Hoeven bepalend lijkt te zijn voor het succes van duurzame innovatie is de mate waarin ‘alternatieve’ financieringsmogelijkheden kunnen worden aangeboord door de CFO, bijvoorbeeld via investeringsmaatschappijen, overheidssubsidies of via crowd funding. Logisch, aldus Van der Hoeven: “Investeringen gericht op duurzaam waardebehoud hebben per definitie een langere terugverdientijd en vragen dus op korte termijn meer financiering.”
Als laatste belangrijke factor voor falen of succes ziet Van der Hoeven de persoonlijke contacten waarvan de CFO – of de boardroom van het bedrijf – wel of geen gebruik van kan maken: “Strategische besluiten over innovatie en duurzaamheid zijn vaak succesvoller wanneer executives een sterk professioneel netwerk hebben. Het is van groot belang dat partijen binnen de keten of het netwerk beschikken over dezelfde informatie en deze eenduidig interpreteren. Daar kan goed persoonlijk contact een doorslaggevende factor zijn. Sommige, vaak kleinere organisaties hebben te weinig aandacht voor en te weinig ervaring met deze kant van innovatie en zijn zozeer in beslag genomen door de technische of maatschappelijke kanten van innovatie, dat echte doorbraken op de werkvloer daardoor niet van de grond komen.”
Overheid soms barrière
Op dit moment houdt Van der Hoeven zich voornamelijk bezig met duurzame innovaties bij kleinere bedrijven. Het valt hem op dat deze vaak moeite hebben om gebruik te maken van overheidsregelingen en subsidies die verduurzaming in organisaties stimuleren: “De subsidievoorwaarden en bijbehorende regelingen door de overheid zijn dusdanig ingewikkeld gemaakt, waardoor ze voor kleinere organisaties praktisch buiten bereik liggen.”
Ook blijkt de overheid voor veel bedrijven een niet al te betrouwbare partner als het gaat om afspraken omtrent allerlei heffingen die zijn gerelateerd aan duurzaamheid. Van der Hoeven: “Zwalkend overheidsbeleid en politiek gesteggel leiden tot onzekerheid en een afwachtende houding bij ondernemers als het gaat om verduurzaming. En dat is een probleem. CFO’s weten maar al te goed dat investeringen in duurzaamheid een langere terugverdientijd hebben. Voor bedrijven vormt onzekere regelgeving de voornaamste barrière om de overgang naar een nieuw en duurzaam verdienmodel te maken.”
Daarom is het voor CFO’s zo belangrijk om in de omslag naar duurzamere verdienmodellen vanuit een breder perspectief te kijken naar kansen en risico’s rondom duurzame innovaties: “Op termijn leveren duurzame innovaties namelijk toch vaak geld op.”