Commissarissen vinden leiderschapstijl nieuwe CEO belangrijker dan sectorkennis
Dat blijkt uit het jaarlijkse Nationaal Commissarissen Onderzoek. Onderzoekers Prof. dr. Mijntje Lückerath-Rovers (TIAS School for Business and Society) en Prof. dr. Auke de Bos RA (Erasmus Universiteit) publiceren voor de tiende maal dit jaarlijkse onderzoek dat zich dit jaar richtte op de selectie en benoeming van commissarissen en van bestuurders. In totaal deden 395 commissarissen en toezichthouders bij beursvennootschappen, familiebedrijven, zorginstellingen, woningcorporaties en andere organisaties mee aan het onderzoek. Samen vervullen zij ruim 1.000 toezichtsrollen. De vragen richtten zich op zowel de selectie- en benoeming van henzelf, als van de bestuurder waarop zij toezien.
Selectie- en benoeming commissarissen
De gemiddelde RvC bestaat uit iets meer dan 5 personen, waarvan 28% vrouw is. De beursondernemingen hebben gemiddeld de grootste RvC (bijna 6 personen) en de familiebedrijven de kleinste (iets meer dan 3 personen). Nog steeds kreeg 44% van commissarissen zijn commissariaat via het eigen netwerk Het aantal commissarissen dat het commissariaat kreeg via een advertentie is 33%, en het percentage via intermediairs verkregen functies stijgt dit jaar naar 17%. 14% van de commissarissen is voorgedragen door de aandeelhouders en 7% door de Ondernemingsraad. Door de aandeelhouder voorgedragen commissarissen zijn vaker man dan vrouw, de OR benoemt relatief veel vaker een vrouw.
Aan de commissarissen is gevraagd hoe hun ideale RvC eruit zou moeten zien. Volgens de commissarissen hoeft niet iedereen in de RvC een oud-bestuurder te zijn, maar wel minimaal 25%. Belangrijker dan bestuurservaring zijn specifieke sectorkennis en financiële kennis, beide zouden bij ruim 35% aanwezig moeten zijn.. Daarnaast zou idealiter 32% vrouw zijn en 20% van de RvC zou IT of digitale kennis is huis moeten hebben.
In alle sectoren, met uit zondering van de beursgenoteerde ondernemingen, wordt aan de maximale termijn van 8 jaar voor commissarissen de voorkeur gegeven ten opzichte van de andere termijnen (6, 9 of 12 jaar). Commissarissen bij beursondernemingen hebben een voorkeur voor 12 dan wel 9 jaar.
Selectie- en benoeming bestuurders
De meerderheid van de laatst benoemde CEO bij beursgenoteerde ondernemingen en familiebedrijven is een interne kandidaat (resp. 71% en 76%). We zien dat bij zorginstellingen, woningcorporaties, onderwijsinstellingen, en cultuur/ goede doeleninstellingen de bestuurders vooral van buiten komen maar dan wel met ervaring in de sector. De laatst benoemde CEO is in 85% van de gevallen een man, in de publieke sector zijn relatief iets meer vrouwen benoemd. Uit de stellingen met betrekking tot gender diversiteit geeft de meerderheid van de commissarissen aan dat er te weinig vrouwelijke kandidaten, intern en extern, zijn. De publieke sector is positiever over het beschikbaar zijn van (met name) externe vrouwelijke kandidaten.
Het eigen netwerk van de commissaris, het eigen netwerk van de bestuurder en de executive search hebben een belangrijke invloed op het selectie- en benoemingsproces. In de publieke sector heeft de advertentie een fors grotere invloed.
Benoemings- en zittingstermijn
Een onbepaalde benoemingstermijn van de bestuurder blijkt nog relatief veel voor te komen, alleen bij beursgenoteerde ondernemingen, woningcorporaties en pensioenfondsen komt een termijn van 4 jaar het meest vaak voor. Over het algemeen geldt er geen maximum voor wat betreft de maximale zittingsstermijn en is het aantal herbenoemingen dus onbegrensd. In de private sector is 44% voorstander van een maximale zittingsperiode en in de publieke sector is dat 53%.
Aan de commissarissen is gevraagd wat ongeveer de optimale, maximale zittingstermijn voor de CEO is . Deze ligt volgens de commissarissen tussen de 8,5 en 9,3 jaar. Als reden hiervoor zijn de commissarissen het vooral eens (ruime twee derde) met de stelling dat na een bepaalde periode de organisatie behoefte heeft aan een nieuwe aanpak.