Denken CFO’s te optimistisch over de redding die ‘groene groei’ moet gaan bieden?

Filosofe Lisa Doeland pleit voor Apocalypsofie: nadenken over onze ondergang.

Denken CFO's te optimistisch over de mogelijkheden van ‘groene groei’? Filosofe Lisa Doeland legt in haar essaybundel 'Apocalypsofie' het psychologisch mechanisme  bloot dat ervoor zorgt dat we, als het gaat om de ecologische crisis, meteen in ‘oplossingen’ willen denken.

Wie de kranten en de bladen leest, zal haar naam de afgelopen maanden regelmatig voorbij hebben zien komen: Lisa Doeland, filosofe, verbonden aan de Radboud Universiteit en het Instituut voor Interdisciplinaire Studies van de UvA. Haar nieuwe boek is een bundeling van essays die ze de afgelopen jaren heeft geschreven. Maar de rode draad die alle stukken met elkaar verbond, werd eigenlijk pas duidelijk dankzij een van de essays die ze speciaal voor de bundel schreef: Apocalypsofie.

“De onderliggende vraag daarin was: ‘waarom denk ik zo vaak in apocalyptische beelden als  het gaat om de ecologische crisis die ons bedreigt?’ De vraag die ik daarbij ook wilde onderzoeken was: helpt dit 'apocalyptische denken' ons nu verder om de ecologische crisis beter te begrijpen omdat het zaken op scherp zet? Of zit dit ondergangsdiscours ons vooral in de weg om tot een groene transitie te komen zoals voorgesteld in the Green Deal?” 

Terror Management Theory

Veel inspiratie voor haar Apocalypsofie-essay haalde Doeland uit een interdisciplinair vak dat ze ontwikkelde voor de UvA. Daarbij stuitte ze op allerlei theorieën uit andere vakgebieden, waaronder het sociaal-psychologische Terror Management Theory (TMT) dat onderzoekt hoe we omgaan met onze angst voor de dood. “TMT onderscheidt twee manieren waarop we het idee van ons einde proberen te verzachten: proximal defenses en distal defenses. Dat eerste verdedigingsmechanisme – proximal defenses – gaat over verschillende manieren waarop we gedachten aan de dood uitbannen, bijvoorbeeld door onszelf voor te houden dat ernstige ziektes ons bespaard zullen blijven omdat we supergezond leven, of dat de ecologische crisis ons niet zal raken omdat we in een rijk deel van de wereld leven. Het andere verdedigingsmechanisme – distal defences – verzacht het idee van ons einde door onszelf als onderdeel te zien van een groter, betekenisvol geheel dat na onze dood blijft  bestaan: een cultuur, een beschaving, een soort.” 

Maar, zo vroeg Doeland zichzelf op een bepaald moment  af, in hoeverre kunnen we ons nog troosten met distal defences als steeds duidelijker wordt dat 'onze cultuur' nou juist het probleem is? Dat onze manier van doen en denken niet alleen tot ons individuele einde kan leiden, maar ook tot het einde van onze cultuur en misschien zelfs van onze soort?

Leren uitsterven

Er wordt wel gezegd dat filosoferen uiteindelijk draait om leren sterven. Socrates zei het (bij monde van Plato), Montaigne schreef er essays over. Maar onze tijd vraagt volgens Doeland een ander antwoord van de filosofie, namelijk: hoe leren we omgaan met onze uitsterfelijkheid?

“Uitsterven is toch wel echt iets anders dan sterven. Distal defense mechanismes – ‘ik ga dood, maar ik leef voort in alles wat ik nalaat, de herinnering’ – helpen niet meer om te pijn van het sterven te verzachten als je weet dat niet alleen jij, maar alles en iedereen die je lief is met  je mee sterft.”

Zoals een goed filosoof betaamt, stuurt Doeland de lezer niet geheel onbewapend het bos in. “Ik denk dat het diepe besef van onze eindigheid – serieuze reflectie op het  realisme daarvan – ons ook kan uitdagen om na te denken over het nu – en over keuzes die dit uitsterven wel of niet kunnen afwenden. In mijn bundel Apocalypsofie wil ik het toekomstbeeld waarbij de apocalyps ‘van het ene op het andere moment’ plaatsvindt ter discussie stellen. Het zijn namelijk hele kleine stapjes waarmee we nu al iedere dag langzaam naar onze ondergang toe bewegen.”

Schokken 

De apocalyps van de dinosauriërs vond plaats door het inslaan van grote meteoren die van buiten de dampkring  kwamen. De ecologische rampen die de ondergang van de mens zullen inleiden, gaan in stapjes. Maar juist daar  schuilt een risico. Doeland: “Op geologische schaal zijn de veranderingen van de laatste decennia absurd snel gegaan, maar binnen onze menselijke perceptie van tijd – waarvan een mensenleven de maat is – gaat het heel langzaam. Dat is een gevaar.”

Doeland ziet de laatste jaren wel dat het discours over de klimatologische apocalyps wordt beïnvloed door zichtbare schokken. Zo schreef de filosoof Wouter Kusters eerder dit jaar het boek 'Schokeffecten: filosoferen in tijden van klimaatverandering'. Een gevalletje 'Elk nadeel heb zijn voordeel?' 

“Misschien. Het zijn die schokken die zich gemakkelijker laten vertalen naar tastbare angsten: elkaar steeds sneller opvolgende extreme weersomstandigheden, ieder jaar steeds meer hete zomers, overstromingen, stormen en branden met veel doden en een immense economische schade. Verzakkingen van de bodem door droogte, mislukte voedseloogsten, drinkwaterschaarste. Inmiddels wordt er zelfs in Nederland gewaarschuwd voor een drinkwaterprobleem. Opeens merken we, ook op vakanties in Europa: ‘Jeetje, het wordt nu wel heel erg warm. Jeetje, weer een bosbrand. Goh, stromen de rivieren nu alweer over?’ Zelfs kranten als De Telegraaf, niet bepaald  klimaat-alarmistisch, kunnen daar niet meer omheen.”

Lees ook op CFO.nl: Klimaatwetenschapper Ernst-Jan Kuiper: “De opwarming in Europa ontwikkelt zich twee keer zo snel als het wereldwijde gemiddelde. De extreme temperaturen op ons continent zelfs vier keer zo snel.”

Teveel vertrouwen in techniek

Doeland legt in haar Apocalypsofie het psychologisch  mechanisme bloot dat er voor zorgt dat we, als het  gaat om de ecologische crisis, meteen in ‘oplossingen’ willen denken. “Waar ik de lezer toe uitdaag is om niet meteen in de reflex te schieten: ‘hoe kunnen we de apocalyps voorkomen door onze levens – een beetje – te vergroenen?’, maar om echt eens serieus stil te staan bij onze manier van denken en doen die de ecologische  catastrofe voortstuwt, Met welke filosofische levenshouding zijn we als mensheid behept, waardoor we de langzame tred dieper de catastrofe in gaande houden? Kunnen we, door serieus na te denken over ons uitsterven als soort, iets veranderen aan de manier waarop we kijken, naar onszelf en naar de wereld?” 

Een van de mechanieken die ons er van weerhoudt om naar onszelf te kijken is volgens Doeland het ‘oplossingsgerichte’, hoopvolle vertrouwen in techniek. Elektrificatie als wondermiddel, waardoor alles goedkomt met de opwarming van de aarde. Het genetisch hittebestendig maken van onze gewassen, zodat ze langer kunnen overleven in een veranderend klimaat. Doeland: “Wat we graag willen vergeten is dat het op steeds meer plekken op de wereld zo heet wordt dat letterlijk alles verschroeit. Daar kan geen genetisch gemanipuleerde plant tegenop. Er wordt vaak gezegd dat het allemaal heel ingewikkeld is, een ‘wicked problem’, maar eigenlijk weten we best goed waar het probleem ligt. Het is al decennialang bekend wat we moeten doen: stoppen met het gebruik van fossiel, ophouden met de verheerlijking van economische groei. De haast religieuze overtuiging loslaten dat we met techniek de grenzen van die groei eindeloos op kunnen rekken.” 

Herverdelingsvraagstuk

Wat volgens Doeland wel ingewikkeld is, zijn de politieke en maatschappelijke keuzes die we moeten maken. “Het tegengaan van klimaatverandering heeft economische consequenties. Het kost geld. De vraag is: schuiven we die kosten af op mensen die al weinig hebben, of op toekomstige generaties? Dat gesprek schuiven we nu al zo’n  vijftig jaar voor ons uit. Het wordt hoog tijd dat er politici opstaan die zeggen: iedereen een elektrische auto, dat kan helemaal niet en dat moeten we ook niet willen. Weet je wat we gaan doen? We gaan minder doen, minder energie gebruiken. Ik denk dat het voor veel mensen een enorme opluchting zal zijn om eindelijk uit deze ratrace to the bottom te kunnen stappen.” 

Doeland denkt dat je het fundamentele herverdelingsvraagstuk binnen Europa – wie gaat er inleveren om de klimaat-apocalyps te stoppen – niet voor eeuwig kan verbloemen met politieke rookgordijnen. “Het gaat de laatste tijd vaak over ‘ontwrichting’. Klimaatactivisten die een weg bezetten zouden voor ontwrichting zorgen. Maar wat er op ons af gaat komen wanneer we het gesprek over fundamentele herverdeling voor ons  uitschuiven en zodoende de ecologische catastrofe verdiepen, dát zal pas tot maatschappelijke ontwrichting leiden.”

Kasplantjes 

Doeland is als apocalypsoof niet te beroerd om de realist uit te hangen: ”Natuurlijk, stoppen met pesticiden is spannend want je wilt geen hongersnood op je geweten hebben. Maar de werkelijke reden dat ze niet verboden worden is vanwege gevestigde belangen. Er valt nou eenmaal beter te kapitaliseren op intensieve landbouw met veel materieel en veel landbouwgif, dan op een collectief beheerd voedselbos. Daar hebben alleen degenen die ervan eten iets aan, daar kan geen bedrijf of aandeelhouder iets van meesnoepen. En dus zitten we nu met gedomesticeerde gewassen die weinig  weerbaar zijn en hele specifi eke omstandigheden nodig hebben om te overleven. We hebben letterlijk kasplantjes gekweekt. In de biologische landbouw is meer oog voor de kracht van de natuur zelf, die veranderlijk is en niet uit is op totale controle.”

Doeland denk dat het belangrijk is om zaken eerlijk  te benoemen: “Spreek bijvoorbeeld niet van ‘pesticiden’ maar van ‘landbouwgif’. Besef dat dat gif bijen doet uitsterven en dat, als de bijen eraan gaan, wij als mensheid snel volgen. Datzelfde geldt voor schimmels en wormen. Zonder bodemleven geen eten.” 

Dat we niet willen dat voedsel straks onbetaalbaar wordt begrijpt ze: “Maar in ons denken over voedselvoorziening moet niet alleen gedacht worden aan het voeden van monden nu, maar ook van toekomstige  generaties. Stoppen met bio-industrie en agro-kapitalisme betekent dat er waarschijnlijk weer meer mensen op het land moeten werken. Maar is dat erg? Het is toch absurd dat zo weinig mensen nog weten hoe je je  eigen eten verbouwt? Ik kan nauwelijks de planten op mijn balkon in leven houden. We kweken niet alleen kasplantjes, we hebben ook kasplantjes gemaakt van onszelf. Maar ook dat besef verdringen we liever.”

Lobbycratie

Volgens Doeland weet iedereen die niet onder een steen leeft dat de benodigde veranderingen tegengehouden worden door de gigantische belangen van de bio- en  agro-industrie: “Vergis je niet hoeveel miljarden daar worden verdiend. Die mensen geven hun verdienmodel niet zomaar op.” Recente onderzoek van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit  (LNV) liet zien dat twaalf van de 34 subsidieregelingen voor de Nederlandse landbouw mogelijk schadelijke  gevolgen hebben voor de biodiversiteit: “Ook de politieke lobby wordt niet aan banden gelegd. Zelfs in een vrije democratie als Nederland heeft de agro-industrie gewoon een politieke partij uit de grond gestampt om hun belangen veilig te stellen. Optimaal besteed marketingbudget, maar bizar natuurlijk. We leven steeds meer in een lobbycratie.”

Maar juist ook deze struisvogelpolitiek is een interessant mechanisme volgens Doeland. “Er zijn namelijk genoeg biologische boeren met heel veel kennis, die allang laten zien hoe je ook op een andere manier kunt werken aan onze voedselzekerheid. Bodems die niet worden uitgeput met kunstgrepen totdat ze dood zijn. Maar je moet het wel willen zien.”

Krachtenveld rondom CFO

Zoveel mogelijk productie draaien, zoveel mogelijk uit  de bodem trekken. Dat is volgens Doeland de manier  waarop we onze landbouw de laatste decennia hebben  ingericht: “Agro-kapitalistisch denken wil een totale controle over een gebied en een gewas. Het wil het soort plant dat het overal goed doet en dan een bijbehorend  gif dat alles doodmaakt behalve die plant. Wat dat gif  precies doet met het water, de bodemkwaliteit, dat doet er niet toe. Maar op een gegeven moment is het op. Dan valt er geen surplus meer te onttrekken. Kapitalistische  bedrijven zijn niet werkelijk geïnteresseerd in datgene waaraan waarde wordt onttrokken.”

Doeland vertelt over een Amerikaanse econoom William Nordhaus, die ooit berekende dat een opwarming van  vier graden Celsius een economisch optimum zou zijn van kosten en baten van klimaatbeleid. “Die man heeft  dus een Nobelprijs gewonnen ooit. Inmiddels trekt bijna  iedereen zijn wenkbrauwen op bij dit extreme voorbeeld, maar toch zegt het, denk ik, wel iets over de cultuur en het krachtveld vol aandeelhouders en economische adviseurs waarbinnen een CFO zijn werk moet doen. Het lijkt me best lastig om daar tegenin te gaan. Toch hoop ik dat dat gaat gebeuren, want die optelsom van alle CFO’s  bij elkaar, belangrijke mensen op belangrijke posities bij grote machtige bedrijven met veel geld, die met hun lobby vaak ook de politiek bepalen, kan wel gewicht in de schaal leggen. Ik zou willen dat ieder op eigen zijn wijze de eigen verantwoordelijkheid voelt en neemt. En dan écht hè, geen oppervlakkig ‘groen’ gedoe voor een goed gevoel.”

Vervreemding 

Meer dan door ecologische schokeffecten wordt Doeland de laatste jaren overvallen door momenten van vervreemding. “Dat je opeens denkt, waarom vind ik dit normaal? Verschillende dingen in één prullenbak gooien bijvoorbeeld omdat het hier in Amsterdam niet gescheiden wordt opgehaald: plastic, bio – alles  bij elkaar. En dan verdwijnt het in een soort zwart gat, de ondergrondcontainer. En dat verwarmt dan onze huizen weer.” 

CFO’s moeten dat soort momenten ook kennen, denkt Doeland: “Op skivakantie gaan en dan zien dat de bergen ieder jaar worden volgespoten met kunstsneeuw omdat het veel te warm is voor echte sneeuw. Die beroemde foto's van mensen die staan te golfen terwijl daarachter een bos afbrandt. Dat soort absurditeit moet  je een keer echt binnen laten komen in plaats van het te rationaliseren en het op een afstand te plaatsen. Want pas als we niet alleen onze eigen sterfelijkheid als individu, maar ook onze uitsterfelijkheid als soort onder ogen zien, kunnen we ons  volgens mij een ander einde van de wereld voorstellen.”

 

Gerelateerde artikelen