Dijsselbloems praatje voor de bühne
door Monique Harmsen
Volgens Dijsselbloem zijn de verhoudingen in beloning tussen de top van ondernemingen als Ahold, Heineken en Unilever, waar een bestuurder ruim honderd keer zoveel verdient als een gemiddelde werknemer, volledig uit het lood geslagen. Dit leidt tot grote verontwaardiging en onrust in de samenleving waar werknemers de broekriem de afgelopen jaren hebben aangehaald en onzeker zijn over hun baan.
De minister heeft hier een punt, maar in tegenstelling tot de financiële en publieke sector en staatsdeelnemingen, heeft hij niets te zeggen over de beloningen in het bedrijfsleven. Het bepalen van de beloningen is een zaak tussen commissarissen, aandeelhouders en ondernemingsraad. Als het Dijsselbloem werkelijk menens is dan heeft hij als minister de mogelijkheid om de beperking van de bonussen, net als in de financiële sector en bedrijven waar de overheid aandeelhouder is, via wettelijke maatregelen te regelen. Deze stap naar een geleide loonpolitiek zou wel een erg radicale maatregel zijn waarmee Nederland zich buiten de internationale orde plaatst.
Dat laatste beseft ook Dijsselbloem goed en in plaats van met het machtsmiddel te dreigen, richt Dijsselbloem zijn pijlen op de Commissie Van Manen die bezig aan een update van de code Tabaksblat die, na een consultatieronde en goedkeuring van de Tweede Kamer, eind dit jaar van kracht wordt. Deze commissie doet volgens hem te weinig voorstellen om de topbeloningen te matigen en meer in verhouding brengen.
Of dit waar is moet nog blijken. In het concept van de Commissie-Van Manen wordt aandeelhouders en bedrijven nadrukkelijk geadviseerd de beloningsverhoudingen binnen het concern en de verhouding tussen vast en variabel mee te nemen in de beloningsdiscussie. De commissie stelt ook dat de beloning van de topbestuurders de afgelopen jaren te ingewikkeld en ondoorzichtig is geworden wat leidt tot een vertroebelde transparantie. De oproep is om bonusregelingen simpeler te maken en meer transparant te zijn over beloningen. Het zwakke punt van de commissie is dat zeven jaar geleden deze oproep ook al gedaan. Uit onderzoek blijkt dat regels voor de beloning behoren ook tot de meest genegeerde punten uit de corporate governance code.
Nu is het zo dat bedrijven mogen afwijken van de regels uit de code, als ze uitleggen waarom ze dat doen; het ‘pas toe of leg uit-principe’. In lijn met dat principe introduceert de Commissie van Manen een nieuwe regel waarbij CEO’s zelf hun salaris moeten verdedigen bij kritiek uit de samenleving. Zij mogen zich niet langer verschuilen achter de commissarissen die de beloning vaststellen, maar moeten zelf uitleg geven.
Het is aan aandeelhouders en andere stakeholders om de aanbevelingen van de commissie tanden te geven. Zij moeten er bij bestuurders op aandringen uitleg over hun beloning te geven. De afgelopen tijd zien we dat pensioenfondsen en andere institutionele beleggers steeds vaker vragen stellen over het beloningsbeleid en niet klakkeloos akkoord gaan met de voorstellen van de renumeratiecommissie. Onder druk van aandeelhouders en maatschappelijke commotie hebben sommige bestuurders zelfs afgezien van hun bonus of salarisverhoging.
De commissie zet in op een cultuurverandering en daarvoor is tijd nodig. Uiteindelijk moet dit leiden tot beter maatwerk dat recht doet aan de belangen van alle partijen dan de oproep van de minister om een maximum op de bonussen te zetten. Nieuwe regelgeving leidt in de praktijk vaak tot nieuwe methoden om deze regelgeving te omzeilen. Dat beseft minister Dijsselbloem waarschijnlijk ook, maar nu iedereen in Den Haag voortvarend van start is gegaan met de campagne voor de komende verkiezingen kon hij deze mogelijkheid om een praatje voor de bühne te geven blijkbaar niet voorbij laten gaan.