Eigentijds intern en extern toezicht

De frequente berichten in de media over intern en extern toezicht, of juist het falen hiervan, maakt dat er in toenemende mate een sfeer van wantrouwen jegens het toezicht is ontstaan. Elk incident, of dat nu is bij een ziekenhuis of bij woningcorporaties, of in geval van discussies over beloningsbeleid, dient echter in perspectief te worden geplaatst.

Vaak worden situaties ‘gehyped’, en gevolgd door (symbool)wet- en regelgeving door de overheden en externe toezichthouders. De kloof tussen politiek,  organisaties en maatschappelijk speelveld moet gedicht worden. Dit vraagt om structurele en effectieve oplossingen van overheden en externe toezichthouders. Daarnaast vraagt het vanuit de sectoren fundamentele transparantie die moet ontstaan uit een intrinsieke motivatie om het functioneren van organisaties te verbeteren en hun rol in het maatschappelijke verkeer te vervullen.De samenleving verandert en wordt alsmaar complexer en dynamischer. Ingegeven door economische,  technologische ontwikkelingen veranderen maatschappelijke verhoudingen. Dit heeft gevolgen voor de invulling van het toezicht van en op organisaties. Hierdoor worden zwaardere eisen aan het functioneren ervan gesteld en wordt een de rol en verantwoordelijkheid die het toezicht vervuld in het maatschappelijk verkeer groter. De ontwikkeling van het toezicht heeft echter geen gelijke tred gehouden met de veranderende samenleving met een reeks van incidenten in meerdere sectoren tot gevolg.Externe toezichthouders zouden over moeten gaan naar integraal en risicogericht toezicht: voorkom stapeling van toezicht en vergroot het inzicht in de daadwerkelijke risico’s in een sector. Dit vraagt afstemming tussen de meerdere externe toezichthouders. Efficiënt georganiseerd effectief extern toezicht is wat hier telt. Bovendien zouden de toezichthouders organisaties daadwerkelijk moeten aanspreken op resultaten in plaats van het sec voldoen aan de regels. Ze creëren hiermee helderheid en de ruimte voor organisaties om het intern toezicht verder te professionaliseren.De nieuwe werkelijkheid stelt ook andere eisen aan intern toezicht. Door de toenemende eisen die aan het toezicht worden gesteld is toezichthouden een vak op zich geworden. Hierbij zijn twee zaken van belang. Ten eerste is een commissaris inhoudelijk deskundig; dat wil zeggen dat hij goed is ingevoerd in de organisatie, haar producten en/of diensten en haar omgeving. Ten tweede is hij of zij in staat de rol van toezichthouder te doorgronden en daarnaar te handelen. Dit lijkt een open deur, maar de praktijk leert dat dit geen vanzelfsprekendheid is. Bovendien onderhoudt een toezichthouder zijn of haar vak en ontwikkeld zich om te anticiperen op veranderende omstandigheden. Op deze wijze is hij of zij in staat om altijd adequaat zijn of haar rol te kunnen vervullen. Education permanente is wat ons betreft de norm. Bovendien wensen vakmensen zelf ook toetsbaar te zijn op hun kwaliteit en integriteit. Vanuit dit perspectief is het gezien de inspanning die dit vraagt niet meer dan logisch dat een toezichthouder zich beperkt tot een select aantal commissariaten.Goed toezicht vraagt ook de bewustwording dat een goed functionerende governance essentieel is voor het presteren van organisaties; het is randvoorwaardelijk voor het realiseren van voorspelbare resultaten. Een organisatie heeft hiermee een duidelijk intrinsiek motief om haar governance daar waar mogelijk te verbeteren. Bij veel organisaties zien we rolonduidelijkheden en een versplintering van verantwoordelijkheden. Dit leidt vaak tot een gebrek aan zowel interne als externe transparantie en vergroot de faalkans van organisaties. Van belang is om de inrichting van de governance integraal te benaderen: de besturing, de beheersing, het toezicht hierop en de verantwoording dienen adequaat op elkaar afgestemd te zijn.Om het vertrouwen te herstellen in het toezicht zal het functioneren ervan in lijn moeten worden gebracht met de eisen die de huidige samenleving eraan stelt. Dit vraagt initiatief, lef en proactiviteit, daar waar voorheen een reactieve houding, door zowel interne als externe toezichthouders, als voldoende werd beschouwd. Het vraagt ook ruimte van wet- en regelgevers voor organisaties om deze stappen te kunnen zetten. Overregulering beperkt deze ruimte en maakt organisaties passief. En het is aan organisaties om deze ruimte optimaal te benutten door aantoonbaar voortgang maken, hierover verantwoording af te leggen en hierop aanspreekbaar zijn.Ramon Viering is Senior Consultant bij ConQuaestor.

Gerelateerde artikelen