Het zwarte gat van Europa
Door Monique Harmsen
Hoewel er volgens de Rekenkamer in de afgelopen jaren wel sprake is van enige verbetering wordt naar schatting nog steeds 3,8% procent van de totale uitgaven van ongeveer 145 miljard euro, niet goed verantwoord. Dan hebben we het over ruim 5,5 miljard euro die niet in overeenstemming met de EU-regels werd gebruikt. Het gaat hier om geld dat door de burgers van de lidstaten moet worden opgebracht. In een tijd dat het wantrouwen tegen Europese instituties groeit, is het zaak dat de EU haar uitgaven nu eindelijk eens op orde krijgt in plaats van ieder jaar om meer geld te vragen.
Volgens de Rekenkamer zijn er in 2015 slechts 11 gevallen van echte fraude ontdekt. Dat wil niet zeggen dat er niet meer is gefraudeerd, maar dat zijn de zaken die aan het licht zijn gekomen. Over de definitie van fraude verschil ik duidelijk van mening met de Rekenkamer. Naar mijn mening is een humanitaire organisatie die actief was in de voedselhulp Syrië en de kosten voor het voedseltransport declareerde bij de EU terwijl die al door een andere donor waren gefinancierd, gewoon bezig met fraude. Hetzelfde geldt voor een Slowaaks project waarbij de prijs van het beton dat nodig was voor de bouw van een opslagfaciliteit zes keer hoger was dan de normale marktprijs waardoor de kosten van het totale project 50 procent hoger uitvielen.
Nog belangrijker dan het controleren van bonnetjes op rechtmatigheid is echter de vraag of al die projecten wel nodig en doelmatig zijn. We kennen allemaal de verhalen van snelwegen die zijn aangelegd met Europees geld die nergens heen gaan, nieuwe zeehavens om de concurrentiepositie te versterken die nauwelijks worden gebruikt, luchthavens die achteraf volstrek overbodig zijn. Volgens een rapport van de Rekenkamer wordt bij dit soort projecten een derde van de gelden niet goed besteed.
De verantwoordelijkheid ligt in de lidstaten die nu te makkelijk besluiten tot de aanleg van projecten. Van de oorspronkelijke Europese gedachte is hier weinig te merken, het is hier iedere lidstaat voor zich. Iedereen probeert er zoveel mogelijk geld uit de Europese ruif te halen waarbij vaak niet wordt gekeken naar nut en doel, veel projecten zijn niet meer dan verkapte werkgelegenheidsprojecten.
Om hier verandering in te brengen zullen lidstaten kritischer moeten zijn op hun eigen projecten. Nederlandse politici wijzen vaak met een beschuldigend vingertje naar Brussel maar zij zouden ook eens de hand in eigen boezem moeten steken. Alex Brenninkmeijer, het Nederlandse lid van de Rekenkamer, is er een groot voorstander van dat het toezichtsrapport in alle parlementen wordt besproken zodat parlementariërs meer inzicht krijgen in de effecten van hun beslissingen. Uiteindelijk moeten we toe naar result based budgetting waarbij wordt gecontroleerd of het project voldoen aan de gestelde prognoses en doelstellingen in plaats van het controleren van bonnetjes.
Veel hoop dat de Rekenkamer volgend jaar wel een goedkeurende verklaring afgeeft bij de bestedingen van de EU heb ik niet. Langzaam dringt het besef door dat het anders moet maar de Europese molens draaien langzaam en er zijn te veel tegengestelde belangen.