Hoe leiders vertrouwen (terug)winnen

Drie factoren blijken het belangrijkst te zijn voor vertrouwen. Leiders hoeven niet perfect te zijn, maar op deze drie factoren moeten ze bovengemiddeld scoren. Wie begrijpt hoe deze elementen werken, kan een betere vertrouwensband opbouwen met anderen.

Dat vertrouwen belangrijk is, zal niemand verbazen. Maar het is complex. Elke leider wil vertrouwen hebben en het is een belangrijke indicator van een positieve of negatieve beoordeling. Het scheppen van vertrouwen of het terugwinnen ervan is hard werk. Dat blijkt uit onderzoek naar de onderliggende factoren van leiderschap waar Harvard Business Review over schrijft.

Lees meer: "Grootste valkuil goed leiderschap? Het ego van de baas"

Ten eerste positieve relaties. Vertrouwen gedijt goed als een leider betrokkenheid toont in zijn omgang met personen en groepen. Cruciaal is het bevorderen van samenwerking, conflicten verhelpen, eerlijke feedback geven en resultaten in evenwicht houden met betrokkenheid. Ook moet een leider weten welke zaken en zorgen anderen bezighouden.

Ook is het belangrijk om blijk te geven van expertise en een goed beoordelingsvermogen. Een goed geïnformeerde leider, die ervaring heeft maar ook de technische aspecten van het werk begrijpt, schept vertrouwen. Hiervoor moet men goed anticiperen, heldere en geïnformeerde beslissingen nemen wanneer nodig en alert reageren wanneer problemen zich voordoen. Het helpt als meerdere mensen hun raad zoeken en hun ideeën en meningen waarderen.

Ten slotte consistentie. Doen wat iemand zegt dat die zal doen. Wie het goede voorbeeld geeft, daad bij woord voegt, zich aan beloften houdt en zich bereid toont om bergen te verzetten als iets gedaan moet worden, kan rekenen op waardering.

De beste 20 procent

Vervolgens wilden de onderzoekers weten hoe deze drie factoren – positieve relaties, beoordelingsvermogen en consistentie – ervoor zorgen dat een leider hoog scoort wat betreft vertrouwen. Met behulp van hun dataset, met gegevens uit 360 beoordelingen van 87.000 leiders, onderzochten ze hoe elk van deze factoren de algemene score beïnvloedt. Het blijkt dat wie op alle drie de onderdelen beter scoort dan 60 procent van de rest, in de algemene score beter gewaardeerd worden dan 80 procent van de rest.

Oftewel, wie op alle drie de onderdelen iets beter scoort dan gemiddeld, zit qua vertrouwen bij de beste twintig procent. En dat is opvallend, omdat het niet eens topprestaties zijn. Het is slechts tien procentpunten boven de norm (50 procent). Een iets beter dan gemiddelde prestatie op kan dus een groot effect hebben op het vertrouwen, maar het omgekeerde is ook waar: een iets slechtere prestatie (onder de 40 procent) kan een zeer negatief effect hebben. 

De onderzoekers vonden ook een sterke correlatie tussen het vertrouwen in leiders en hoe hun leiderschap beoordeeld wordt. De mate van correlatie verschilde per type beoordeling, maar bij elk type was het verband statistisch significant. 

Relaties

Maar welk van de drie onderdelen heeft het meeste invloed op het vertrouwen? De onderzoekers gingen ervan uit dat dat consistentie zou zijn. Eén ding zeggen en het andere doen is immers niet goed voor het vertrouwen. Maar hoewel dat wel belangrijk is, hadden de relaties de grootste impact. Met een slechte score qua relaties en goede scores qua beoordelingsvermogen en consistentie, ging het vertrouwen met 33 procentpunten omlaag. De onderzoekers speculeren dat de reden hiervoor is dat veel leiders gezien worden als enigszins inconsistent, terwijl een slechte relatie niet snel zal leiden tot een goede vertrouwensband. 

Denk na over welk van deze elementen je voorkeur heeft en welke niet, schrijven de onderzoekers. Want een leider moet goed scoren op elk onderdeel, en het loont de moeite om het minst favoriete onderdeel te verbeteren. (Bron: HBR.org)