Lobbyen vermindert fusierisico’s en verbetert rendement
Uit het promotieonderzoek van Eden Quxian Zhang van Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM) blijkt dat lobbyen in een vroeg stadium bedrijven kan helpen om het risico op intensieve, diepgaande onderzoeken en controles door mededingingsinstanties te verkleinen. Bovendien ontdekte ze dat aandeelhouders meer waarde aan de fusie of overname hechten als de verwervende bedrijven meer lobbyen, wat gepaard gaat met hoger dan normale rendementen.
Om markten concurrerend te houden en consumenten te beschermen, moet elke fusie en overname vooraf worden beoordeeld en goedgekeurd door de mededingingsautoriteiten. Volgens Zhang brengt deze procedure op verschillende manieren kosten en risico's voor de transactie met zich mee.
Als de autoriteiten dit nodig achten, kunnen ze van bedrijven eisen om bepaalde delen van een bedrijf af te stoten. Dit kan van negatieve invloed zijn op de uiteindelijke waarde van de fusie of overname. Als de beoogde transactie niet wordt goedgekeurd en uiteindelijk niet plaatsvindt, moeten bedrijven soms flinke boetes betalen.
In geval van twijfel kunnen de mededingingsautoriteiten verzoeken om extra documentatie van de betrokken bedrijven. Het verzamelen hiervan is niet alleen een zeer arbeidsintensief en tijdrovend proces, het laat ook de onzekerheid waarin bedrijven verkeren langer duren, wat extra kosten met zich kan meebrengen.
Lobbyen
Om dit alles te voorkomen, beginnen veel bedrijven voorafgaand aan de fusie of overname met lobbyen. Daarmee willen ze de autoriteiten overtuigen van de voordelen en laten zien dat ze de regels naleven. In haar onderzoek probeerden Zhang en haar onderzoeksteam te achterhalen hoe deze activiteiten correleren met de resultaten van het beoordelingsproces.
Daartoe analyseerde ze 370 openbare fusies die tussen 2008 en 2014 in de Verenigde Staten plaatsvonden. Alleen transacties waarmee meer dan US$ 100 miljoen gemoeid was, werden in het onderzoek meegenomen.
Ze ontdekte dat er een correlatie bestaat tussen een intensieve lobby voorafgaand aan de aankondiging van de transactie en een lagere kans op een verzoek om extra informatie, het zogenaamde Tweede verzoek, en verder onderzoek. Technisch gezegd: bedrijven die een standaarddeviatie meer dan gemiddeld aan lobbyen besteedden, zagen hun kansen op het ontvangen van een verzoek of een onderzoek dalen van 16,8% naar 9,2%. Interessant genoeg lijkt een lobby na de aankondiging van de fusie juist het gevolg te zijn van een moeizaam verlopen beoordelingsproces, die de kans op een geslaagde deal niet significant verbetert.
Gevolgen voor de waarde
Uit de resultaten bleek verder dat bedrijven inderdaad alle reden hebben om Tweede verzoeken te willen voorkomen. Gemiddeld kunnen fuserende bedrijven die hiermee in de loop van het proces te maken krijgen, verwachten dat het rendement op hun aandelen na ontvangst van het Tweede verzoek met 2,7% afneemt.
Verwervende bedrijven die voorafgaand aan de transactie met lobbyen begonnen, realiseerden na de aankondiging van de deal een rendement van 1,3% boven het normale niveau. Het verwervende bedrijf profiteert alleen van deze meevaller als het een solide corporate governance-beleid voert, waarvan ook aandeelhouders profiteren.
Meer onderzoek nodig
Zhangs resultaten leiden tot de vraag: waarom werkt lobbyen? Helpt de extra informatie, die lobbyisten aanleveren, overheidsinstanties om komende fusies beter te kunnen beoordelen? Of zorgt lobbyen ervoor dat ze de fusie- en overname-activiteiten gunstiger beoordelen?
Zhang stelt dat haar resultaten niet direct bewijzen dat lobbyen de marktomstandigheden verstoort en de markt minder concurrerend maakt. Dit zou betekenen dat lobbyen vooral nuttig is voor het overdragen van informatie waarmee toezichthouders beleid kunnen ontwikkelen. Maar ze benadrukt dat er meer onderzoek nodig is om deze veronderstelling te staven en meer inzicht te krijgen in de mechanismen van zakelijke lobby's.
Download Zhangs proefschrift hier: Financing and Regulatory Frictions in Mergers and Acquisitions, No. EPS-2018-428-F&A). ERIM Ph.D. Series Research in Management. Erasmus University Rotterdam.