Nederland loopt internationaal voorop bij integratie ESG-factoren
De integratie van ESG-factoren (Environmental, Social en Governance) in investeringsbeslissingen ontwikkelt zich snel. In 2017 was er nog geen enkele vermogensbeheerder of institutionele belegger die meer dan 75% van haar portfolio toewees aan ESG, in nog geen vier jaar tijd is dit toegenomen tot 22%.
Uit de derde editie van de ESG-survey van BNP Paribas blijkt dat kennis van ESG-factoren dieper geworteld is in organisaties. Met name op het gebied van milieu en klimaat worden er ten opzichte van 2017 hardere doelstellingen geformuleerd. De mate waarin institutionele beleggers klaar zijn om naar ‘net zero’ toe te werken varieert nog sterk. Zo blijkt dat ruim 27% van de ondervraagden uit het internationaal onderzoek zich nog niet heeft gecommitteerd aan de Europese doelstelling om in 2050 volledig klimaatneutraal te produceren.
Uit vergelijkend onderzoek blijkt dat Nederlandse institutionele beleggers en vermogensbeheerders internationaal voorop lopen als het gaat om het integreren van ESG-factoren in hun portfolio. Een mogelijke verklaring ligt in het Nederlandse poldermodel, dat de nadruk legt op het vinden van consensus tussen werkgevers, werknemers, overheden en toezichthouders. Hierdoor is het voor institutionele beleggers zoals pensioenfondsen vanzelfsprekender om sociaalmaatschappelijke factoren te integreren in investeringsbeslissingen. Het typisch Nederlandse overlegmodel lijkt vermogensbeheerders en institutionele beleggers nu een voorsprong te geven op hun buitenlandse collega’s.
Nederlandse beleggers maken gebruik van verschillende ESG-benaderingen. Negen op de tien (86%) doet dit op basis van negatieve screening, acht op de tien (79%) doet aan actief eigenaarschap. Veel Nederlandse beleggers maken al lange tijd gebruik van dezelfde benadering. Zo maakt 50% van de Nederlandse belegger al elf jaar of langer gebruik van negatieve screening. Hans Stegeman, Chief Investment Strategist bij Triodos Investment Management, past naast actief beheer ook negatieve screening toe als sluitstuk: “Wij beoordelen alle investeringen, dus zowel beursgenoteerd als private equity and debt, in eerste instantie op de positieve impact. Daarna passen we pas negatieve screening toe. Uitsluiten is nooit een doel op zich. Maar als investeringen de positieve impact in de weg staan, is het raar om die investering te doen.”
Belangrijkste bevindingen
– 21% van de Nederlandse institutionele beleggers geeft aan dat het hanteren van ESG-criteria noodzakelijk is in elk onderdeel van de organisatie, tegenover 7% wereldwijd. Dit aantal zal vermoedelijk snel toenemen, 43% van de respondenten verwacht dat ESG over twee jaar een noodzaak is in alles wat ze doen.
– 56% van de institutionele beleggers maakt gebruik van negatieve screening en meer dan een derde (38%) maakt gebruik van thematisch beleggingen.
– Het toepassen van ESG-factoren op investeringen in obligaties en aandelen is met respectievelijk 79% en 86% zeer gebruikelijk onder institutionele beleggers in Nederland. Met name op het gebied van obligaties is het verschil groot met andere landen, wereldwijd past slechts 44% van de ondervraagden ESG-factoren toe bij het selecteren van obligaties.
– Het gebrek aan betrouwbare data en de beperkte mogelijkheden om geavanceerde analyses van ESG-data te maken worden door Nederlandse beleggers gezien als de grootste barrières om toepassing van ESG-factoren op de portfolio te vergroten. Inconsistentie in ESG-data tussen verschillende asset classes wordt vaker genoemd als barrière dan in 2019.
– De sociale pijler van ESG blijft het moeilijkst te analyseren en te integreren. 51% van de respondenten beschouwt sociale factoren als de grootste uitdaging, wat in overeenstemming is met eerdere enquêtes.