Pensioenfondsen zien weinig heil in Algemeen Pensioenfonds
Een wetsvoorstel dat een APF mogelijk moet maken ligt op dit moment bij de Tweede Kamer. De schaalgrootte van een Algemeen Pensioenfonds zou moeten leiden tot lagere beleggings- en uitvoeringskosten en een beperking van de bestuurlijke lasten, waardoor ook minder grote pensioenfondsen in staat zouden moeten zijn om hun regeling in de toekomst in stand te houden. Uit onderzoek dat KPMG ieder jaar verricht onder honderd Nederlandse pensioenfondsen blijkt dat bijna 60% van de fondsen zich niet zal aansluiten bij een APF indien een dergelijk fonds in de toekomst mogelijk wordt. Slechts 4% geeft aan zich zeker te zullen aansluiten bij een APF. Een ruime meerderheid van de fondsen geeft ook aan op dit moment niet bezig te zijn met de oprichting van een APF. Niettemin geeft ruim 90% van de onderzochte pensioenfondsen aan een Algemeen Pensioenfonds op een aantal punten als een verrijking te zien. “Voor een APF geldt aanzienlijk andere wetgeving die het fonds in staat stelt zich op de vrije markt te begeven”, zegt Roel Menken, partner bij KPMG Financial Services. Menken: “De pensioenproducten van een APF worden niet gekenmerkt door collectiviteit en solidariteit over het gehele deelnemersbestand, waardoor een veel bredere doelgroep in beeld is dan bij andere pensioenfondsen. Het APF kan zich bovendien richten op verschillende groepen van werkgevers en werknemers zonder dat zij ook een rol moeten spelen in de bedrijfsvoering van de pensioenuitvoerder. Een APF kent echter ook een aantal nadelen, met name als het gaat om de besturing.” Steeds minder fondsenUit het onderzoek van KPMG blijkt dat het aantal pensioenfondsen in Nederland de komende jaren zal blijven teruglopen. Menken: “Eén op de vier onderzochte pensioenfondsen verwacht de komende jaren over te gaan tot liquidatie. Deze fondsen, maar ook krimpende en gesloten pensioenfondsen staan voor de keuze tussen een vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds of een overdracht naar een verzekeringsmaatschappij. Beide mogelijkheden kennen echter ook belangrijke nadelen. Bij vrijwillige aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds raakt de werkgever de zeggenschap over de inhoud van de regeling en de premiestelling kwijt. Bovendien ontstaat er verplichte deling van risico’s met andere werkgevers en werknemers in de sector.” “Bij een overgang naar een verzekeringsmaatschappij kunnen de kosten van de uitvoering sterk toenemen. Dit is nadelig voor indexatie. Het APF kan een aantal voordelen bieden, zoals lagere uitvoeringskosten, een verdere professionalisering en een geleidelijke standaardisatie van de pensioenuitvoering. Bijna 60% van de onderzochte fondsen verwacht dat de introductie van het APF deze voordelen uiteindelijk zal opleveren. Bovendien biedt het APF ook vanuit Europees perspectief mogelijkheden. Buitenlandse partijen kunnen de Nederlandse markt betreden, waardoor het mogelijk wordt regelingen van grote internationale bedrijven samen te brengen in en clusteren in één APF.” Complex bestuurMenken constateert dat de ‘governance’, het bestuur van het fonds, bij een Algemeen Pensioenfonds aanzienlijk ingewikkelder is dan bij andere vormen. Menken: “Er is sprake van een gelaagdheid van bestuur. In het huidige voorstel wordt bij de inrichting van een APF uitgegaan van óf een onafhankelijk bestuur, bestaande uit ten minste twee bestuurders, óf een onafhankelijk gemengd bestuur, waarvan ten minste drie bestuurders niet uitvoerende (toezichthoudende) bestuurders zijn. Daarnaast zullen naar verwachting strenge eisen worden gesteld aan de geschiktheid en betrouwbaarheid van de bestuursleden. Bijna 60% van de onderzochte pensioenfondsen verwacht dat deze ‘gedwongen keuze’ voor een onafhankelijk bestuur het succes van het APF wel eens in de weg zou kunnen staan.”