Susan Swarte (CFO TNO): “Financiële prestaties zijn niet de maatstaf voor onze impact”

Susan Swarte is sinds mei 2021 CFO van TNO. Ondanks – of misschien wel dankzij – haar kritiek op de organisatie.

Wetenschappelijk onderzoek kan niet zonder twijfel en zonder tegenspraak. Dat mag een open deur lijken, maar menige wetenschappelijke instelling weert deskundigen met een kritische houding. Begrijpelijk, maar daarmee wordt wetenschap geen dienst bewezen. In deze valkuil is TNO (de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek niet getrapt, toen het vorig jaar in mei Susan Swarte aanstelde als CFO.

Swarte was enthousiast om deel uit te maken van de onderzoeksorganisatie, maar had ook behoorlijk wat kritiek. "Ik vond dat TNO voor het bedrijfsleven een belangrijkere rol kon spelen dan dat we op dat moment deden. TNO is een prachtige organisatie met als doelstelling om een brug te slaan tussen fundamenteel onderzoek en de toepassing ervan in de praktijk. Dat betekent niet alleen dat wij bedrijven heel goed kunnen helpen met hun innovaties, maar ook dat TNO bedrijven nodig heeft om maatschappelijke transities te realiseren. Ik vond – en vind – dat nog veel meer bedrijven in aanraking moeten komen met onze organisatie – en moeten snoepen uit die mooie winkel die TNO is." De uitgesproken ambities van Swarte beletten de selectiecommissie niet om haar aan te stellen als CFO. "Ik had ook een goede persoonlijke 'klik' met de andere RvB leden en managers, de mensen met wie ik het nauwst moet samenwerken. Dat is misschien ook een belangrijke factor geweest om met mij in zee te gaan, ook al had ik verder geen ervaring in het publieke domein."

Staan achter je wetenschapper
Sindsdien werkt Swarte ook zelf mee om haar streven naar meer impact voor TNO waar te maken. Swarte bezat daarvoor ook uitstekende papieren: een heel gevarieerd CV, waarop onder andere functies staan als CFO van biotechbedrijf OctoPlus, de Staatsloterij, de Van Hessen Groep en van uitzendbureau Olympia – "een heel warm, mensgericht bedrijf".

Swarte leerde het vak ooit bij Unilever en Numico. Bovendien was ze commissaris bij onder meer Heineken Nederland en Generali Nederland. "Mijn brede profiel sluit mooi aan op dat van TNO, dat tenslotte in vrijwel alle sectoren van de Nederlandse economie actief is. Verder is OctoPlus net als TNO een kennisintensieve projectorganisatie, waar ik bovendien me heb leren staande houden te midden van mensen die slimmer zijn dan ik zelf. Ik ben niet bang om uit te komen voor mijn mening en dat is hier een belangrijke competentie. Dat zie je bijvoorbeeld als we voor ministeries werken. We zijn voor de helft van onze inkomsten afhankelijk van het rijk, maar wel onafhankelijk. Ook als ons wetenschappelijk onderzoek resulteert in uitkomsten die niet stroken met het vigerende beleid van relevante ministeries, brengen we onze bevindingen naar buiten. En als lid van de raad van bestuur moet je dan achter de wetenschappers staan die dat onderzoek hebben uitgevoerd. Het is dus ook wel handig als je je kunt verplaatsen in de ander en rekening weet te houden met andermans belangen. Dat kan ik wel – of het nu de belangen zijn van een DGA, een grootaandeelhouder, een investeringsmaatschappij of een ministerie. Een belangrijk verschil met mijn vorige werkgevers is ook: de impact die TNO heeft op de vele gebieden waar zij actief is."

Niet ‘productie draaien’
Om te zorgen dat TNO meer impact kan maken, heeft Swarte al diverse initiatieven genomen. "Daarbij heb ik het geluk dat mijn voorganger heeft gezorgd een finance-organisatie die staat als een huis. Zodoende kan ik me ook richten op andere zaken en proberen te zorgen dat we een breder publiek aanspreken. De bedrijven die ons kennen, lopen met ons weg en zijn onder de indruk van ons werk. Dat zie ik aan onze klantentevredenheidsscores, gemiddeld een 9-. Ik gun het ieder bedrijf om ons te leren kennen, om onze innovaties in te zetten – en daarna met ons weg te lopen."

Tegelijkertijd kan TNO niet voor ieder bedrijf iets betekenen. De organisatie heeft 2.800 onderzoekers in dienst, maar het neemt niet weg dat ze selectief moeten zijn in waar ze aan werken en welke opdrachten ze aannemen. Bovendien is TNO 'precompetitief', zoals dat heet. "Als er bedrijven zijn die een bepaalde opdracht ook zouden kunnen uitvoeren, zullen we zo’n verzoek altijd afslaan en een bedrijf dat bij ons heeft aangeklopt doorverwijzen. Een onderzoek moet voor ons echt vernieuwend zijn en bijdragen aan onze kennis – kennis waarmee wij de rest van het Nederlandse bedrijfsleven dan weer verder kunnen helpen. Op het moment dat het 'productie draaien' wordt, is het voor ons niet meer interessant. Ook niet als het een bepaalde technologie betreft waaraan we zelf hebben meegewerkt. Zodra een techniek rijp is voor de markt, zit voor ons het werk er op."

TNO zal dan wel proberen om de gang naar de markt in goede banen te leiden, bijvoorbeeld door licenties te verlenen aan bedrijven, en als dat niet lukt, door de technologie in een spin-off bedrijf onder te brengen. Sinds 2017 heeft TNO al 33 van dit soort spin-offs in het leven geroepen. De organisatie heeft zelfs een eigen afdeling die zich bezig houdt met 'technology transfer'. Aanvragen voor het onderzoeken van de mogelijkheid voor een spin-off worden beoordeeld door de Tech Transfer Board met externe investeerders, waarvan Swarte voorzitter is. Iets wat haar op het lijf is geschreven, getuige de verkoop van OctoPlus onder haar leiding.

Commercial excellence
De belangrijkste maatregel om meer aandacht te trekken van het bedrijfsleven en om de impact te vergroten? "Zorgen dat de business units hun commerciële activiteiten beter op elkaar afstemmen. Er is geen overkoepelende commerciële afdeling die de kennis van TNO probeert uit te venten. Dat doet elk van de negen business units op eigen kracht, waarbij  de onderzoekers uit verschillende units aan de achterkant samenwerken aan de projecten en gebruik kunnen maken van elkaars kennis en expertise. Alleen moet er meer uniformiteit in de marktbenadering komen. Je wilt bijvoorbeeld niet dat twee units apart van elkaar een bedrijf benaderen met een andere propositie. "

Om de activiteiten van de business beter op elkaar af te stemmen, is TNO vorig jaar mede op Swartes instigatie met een commercial excellence-programma begonnen. Het is de bedoeling om onderzoeken wat de behoeften zijn van de verschillende doelgroepen van TNO en hoe de verschillende business units van TNO daar het beste op kunnen inspelen. Swarte is intern sponsor van het project, samen met de CEO. "Wij faciliteren dat de units samen het commercial excellence-programma gaan uitvoeren. We hebben samen met de units initiatieven gedefinieerd en we hebben budget beschikbaar gesteld. Straks zullen de units zelf pilotprojecten opzetten; ze moeten het dus echt zelf doen. Wij proberen de units wel te ontzorgen door een omgeving te creëren waarbinnen ze zo'n project het beste kunnen uitvoeren. Het contact met de markt vindt op unit-niveau plaats, al zijn wij als raad van bestuur wel betrokken bij de key accounts."

Indirecte impact
Het is nog te vroeg om de effecten te meten van dit commercial excellence-programma. Sowieso is effectmeting lastig. TNO moet wettelijk elke vier jaar een nieuwe strategie formuleren. De komende vier jaar – in januari is een nieuwe periode gestart – richt TNO zich op de benodigde maatschappelijke transities aangaande veiligheid, duurzaamheid, gezondheid en op de digitalisering in de samenleving.

Onderdeel van de nieuwe strategie vormen ook enkele 'key prioriteiten', zoals het toepassen van systeemoplossingen – bijvoorbeeld bij de energietransitie, waarbij zowel overheid als bedrijven en burgers 'om' moeten. "Ondanks het feit dat er ook veel projecten worden gedaan met internationale partners, is het belangrijk dat wij bijdragen aan het verdienvermogen van Nederland. Onze impact is daarmee dus indirect. Maar financiële prestaties zijn niet de maatstaf voor onze impact. We kijken eerder naar onze output – de uren die we aan een project besteden, bijvoorbeeld, of naar de vraag of een project heeft geresulteerd in een oplossing voor een probleem.”

Het is aan de klanten van TNO om te bepalen wat ze met de onderzoeksresultaten doen, dus als je Swarte vraagt in hoeverre TNO heeft bijgedragen aan het terugdringen van de Nederlandse CO2-footprint, moet ze het antwoord schuldig blijven. “Wel zijn we met TNO betrokken bij alle relevante ontwikkelingen die er aan bijdragen om die footprint terug te dringen. Wij meten daarom zaken als klanttevredenheid, maar hebben ook kennispositie-audits door onafhankelijke commissies om te bepalen of we nog vooroplopen met onze kennis en in hoeveel voorstellen aan groeifondsen TNO betrokken is geweest. Ook kijken we hoe vaak we in de Tweede Kamer worden genoemd of op het nieuws zijn, aangezien dit iets zegt over onze publieke impact. Of juist niet genoemd, terwijl dat volgens ons eigenlijk wel had gemoeten.”