Verstrekkende vereisten inzake transfer pricing documentatie

Het is niet ondenkbaar dat het huidige internationale fiscale landschap menig CFO hoofdbrekens bezorgt. Een van de belangrijke onderwerpen voor het bedrijfsleven is de aanhoudende belangstelling voor transfer pricing, gestuurd door de internationale initiatieven van de OESO, de G20 en Europa. Ook transparantie is een steeds terugkerend thema. Wat verandert er eigenlijk op het gebied van documentatieverplichtingen?

Door Natalie Reypens en Rogier SterkTransparantie in transfer pricingWereldwijd zien we de controles inzake transfer pricing en de bijhorende discussies met belastingdiensten als paddenstoelen uit de grond schieten. CFO’s (en hun tax directors) hebben hun handen vol om een en ander in goede banen te leiden en ervoor te zorgen dat het transfer pricing-beleid consistent kan blijven worden toegepast binnen de groep. Alsof dat nog niet genoeg was, komt er een belangrijke nieuwe verantwoordelijkheid voor CFO’s (en hun tax directors) bij. In het kader van de transparantie heeft de OESO hard gewerkt aan een nieuwe uniforme standaard inzake transfer pricing-documentatie, die zal moeten gelden voor iedere onderneming die grensoverschrijdend actief is.Die standaard bestaat uit drie documenten: de master file met high-level informatie op groepsniveau, de local file met per land informatie over de concrete transacties, en het country-by-country report (CbCR). In het CbCR moeten multinationals een overzicht geven van de allocatie van winst, betaalde belastingen, activiteiten, werknemers en activa. De OESO voorziet evenwel een vrijstelling van de CbCR-verplichting voor multinationals met een geconsolideerde omzet van minder dan 750 miljoen euro (welke vrijstelling overigens in principe niet geldt voor de andere twee documenten). Met deze de minimis-drempel denkt de OESO een gepast antwoord te geven op de kritiek dat er onvoldoende aandacht werd besteed aan de kleinere multinationals, die niet over dezelfde resources beschikken. De nieuwe verplichting zal, weliswaar afhankelijk van de concrete implementatie door de landen, voor het eerst gaan gelden in het boekjaar 2016. Hoewel het CbCR in principe enkel zal moeten worden opgesteld en ingediend door de moedervennootschap van de groep, moet de informatie voor elke entiteit in elk land worden aangeleverd.UitdagingGelet op de aard van de gevraagde informatie in het CbCR zal deze taak wellicht voornamelijk op de schouders van CFO’s terechtkomen. Zij zullen daarbij aan veel moeten denken, zoals het garanderen van consistentie tussen de verschillende documenten onderling en tussen het CbCR en andere bronnen van informatie waarover de fiscus kan beschikken (zoals websites, publieke financiële informatie) en het anticiperen op vragen over inconsistenties, die onvermijdelijk zullen zijn. Nog veel belangrijker is evenwel de vraag welke gevolgen het vrijgeven van deze informatie zal hebben voor de belastingpositie van de groep. Zullen belastingdiensten trachten een herverdeling van de winst te bewerkstelligen op basis van simpele formules, zoals headcount, in plaats van het arm’s length-beginsel toe te passen, zoals het hoort? De OESO heeft meermaals herhaald dat dit niet de bedoeling mag zijn. Maar wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat het CbCR tot vele discussies op het vlak van transfer pricing zal leiden. Er wacht de CFOs nog een belangrijke uitdaging!Natalie Reypens is partner en advocaat Benelux Transfer Pricing Team Loyens & Loeff. Rogier Sterk is Senior Associate, Belastingadviseur Benelux Transfer Pricing Team Loyens & Loeff.

Gerelateerde artikelen