Zonder Europese begrotingsregels verdwijnt de euro
Door Peter De Keyzer
Tijdens het afgelopen jaar hebben overheden en centrale banken alles op alles gezet om een implosie van de economie te vermijden. Recordlage rentes hielden financiële markten stabiel en de financieringskosten voor overheden laag. Diezelfde overheden besteedden tegelijk vele miljarden aan het overeind houden van de economie.
Uitstel van betalingen, subsidies, tijdelijke werkloosheid en allerhande andere maatregelen waren aan de orde van de dag. De economische groeicijfers kleurden stuk voor stuk bloedrood. Dankzij de overheidsinterventies viel de impact voor bedrijven en gezinnen tot hiertoe best mee. Zo lag bijvoorbeeld het aantal faillissementen in 2020 lager dan een jaar eerder. Vandaag neemt het vaccin het estafettestokje over van overheden en centrale banken. De meest succesvolle stimulus voor de economie wordt vandaag dan ook toegediend door artsen.
Het beleid heeft de economie op korte termijn succesvol gestabiliseerd. De gevolgen op de langere termijn zijn er wel degelijk. Overheidsschulden wereldwijd bevinden zich op het hoogste niveau sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Uitgerekend vandaag gaan er stemmen op om de Europese begrotingsregels nog verder te versoepelen.
Meer nog: volgens heel wat economen staat er geen praktische bovenlimiet op overheidsschulden. Ook binnen de Europese Commissie gaan stemmen op om soepeler om te gaan met de begrotingsregels. Dat zou een kapitale vergissing zijn: op die manier zaaien we namelijk de zaden voor de volgende crisis. De eurozone heeft vooral nood aan meer toezicht op begrotingen en aan begrotingsregels die ook werkelijk worden afgedwongen en nageleefd. Alleen zo kan de euro overleven.
Laat ons beginnen met de feiten: de euro is en blijft een onafgewerkte munt. We delen de euro met in totaal 19 landen. Tegelijk mag elk land vandaag nog altijd zelf beslissen over budgettair beleid: belastingen, uitgaven, overheidstekorten of -schulden. Een gedeelde munt in combinatie zonder gedeeld toezicht op begrotingen is echter een recept voor instabiliteit. Dat leert de geschiedenis. Neem nu het Bretton Woods systeem. Na de tweede wereldoorlog koppelden heel wat landen hun munt de facto aan de dollar. Op die manier deelden ze de facto hun monetair beleid met de VS. Het ging onder meer over Canada, Australië, heel wat Europese landen en Japan. De Vietnam-oorlog duwde de Amerikaanse begroting echter fors in het rood. Daardoor kwam de muntkoppeling onder steeds grotere druk kwam te staan.
Vandaag bijna exact een halve eeuw geleden – op 21 augustus 1971 – beëindigden de Verenigde Staten de converteerbaarheid van de dollar in goud. Dat betekende in de praktijk het einde van het stelsel van vaste wisselkoersen dat bekend stond als Bretton Woods. Vaste wisselkoersen maakten vanaf dan plaats voor het tijdperk van vlottende wisselkoersen – en ook een decennium van financiële instabiliteit en oplopende inflatie.
Muntunies uit het verleden die wel een munt deelden maar niet hun begrotingsbeleid, verdwenen allemaal in de nevelen van de geschiedenis. Een muntunie zonder politieke unie is vroeg of laat dan ook ten dode opgeschreven. In een muntunie is er dan ook niet zoiets als ‘het eigen begrotingsbeleid’. Een land dat zijn schulden tot onhoudbare niveaus laat oplopen, brengt namelijk ook de andere leden van de unie in gevaar. De vorige eurocrisis (2009-2012) werd veroorzaakt door te weinig coördinatie en supranationaal toezicht tussen de verschillende landen, niet te veel. De kostprijs van die onvolledige muntunie? Honderden miljarden euro’s aan reddingsfondsen om de euro overeind te houden. Wie wil dat de euro blijft bestaan, moet dan ook beseffen dat meer Europees toezicht en coördinatie nodig is. Niet minder.
Veronderstel dat de Italiaanse schuld binnenkort tot onhoudbare niveaus stijgt en er opnieuw onrust komt over de houdbaarheid van de euro. Net zoals bij de vorige eurocrisis zullen vele miljarden aan noodfondsen nodig zijn om het land te redden en op die manier het voortbestaan van de euro te garanderen. Miljarden die door de belastingbetalers uit andere Europese landen moeten worden opgehoest. Het is dan ook logisch dat andere landen van een muntunie een zeg hebben in elkaars begrotingsbeleid. Wie betaalt, bepaalt.
Europa houdt landen dan ook best bij de economische les. Twee belangrijke historische lessen meer bepaald. Een eerste is dat een gemeenschappelijke munt een gemeenschappelijk begrotingsbeleid vereist, niet een verdere nationale versplintering. Een supranationale munt in combinatie met nationale begrotingen waren in het verleden altijd een recept voor financieel-economisch onheil. De tweede les is dat hoge schulden altijd een prijs hebben. Nog nooit waren de wereldwijde schulden hoger dan vandaag terwijl de wereldwijde rente nog nooit lager was. Dat is al een bijzonder gevaarlijke combinatie. Wie op dat moment het laatste toezicht op nationale begrotingen laat varen, organiseert eigenhandig de volgende financiële crisis.
Peter De Keyzer heeft uitgebreide ervaring als econoom en hoofdeconoom bij KBC Asset Management, ABN AMRO Bank, Degroof Petercam en BNP Paribas Fortis. Hij is gastdocent aan de Universiteit Antwerpen en heeft docentfuncties bekleed aan verschillende andere universiteiten. Hij is medeoprichter en beherend vennoot van Growth Inc., een in België gevestigd adviesbureau. Voor het Amsterdam Institute of Finance (AIF) doceert hij het programma ‘Understanding Global Macroeconomics’ dat bestuurders en managers leert de wereld door een andere lens te zien en de impact van economische trends op hun bedrijf te begrijpen.