Besturen is geen bijbaantje
Meavita is niet de enige semipublieke organisatie die ten onder is gegaan aan te hoge ambities, slecht bestuur en onvoldoende toezicht. Ook bij woningbouwcorporaties, zorginstellingen en in het onderwijs zijn er de afgelopen jaren de nodige voorbeelden te vinden. De gemene deler in al deze zaken is dat semipublieke bestuurders ondernemertje gaan spelen en gaan geloven in hun eigen onfeilbaarheid. Daar waar echte ondernemers zelf risico lopen bij slecht onderbouwde plannen, is dit bij semipublieke organisaties vaak niet het geval. De afgelopen jaren zijn veel falende bestuurders met riante vertrekregelingen op non-actief gesteld. In het geval van Meavita ging dit echter niet op. De vakbond FNV stapte naar de Ondernemingskamer omdat zij de bestuurders en toezichthouders persoonlijk aansprakelijk wilden stellen voor het faillissement. Ze wil een duidelijk signaal voor huidige en ook toekomstige bestuurders en commissarissen: iedereen die bestuurt, draagt verantwoordelijkheid. Besturen is meer dan een bijbaantje.Bijna zeven jaar later velt de Ondernemingskamer een snoeihard oordeel over de rol van bestuurders en toezichthouders van Meavita. Er is volgens de rechter sprake van wanbeleid en hij stelt de bestuurders en toezichthouders hiervoor aansprakelijk.In haar verslag schetst de Ondernemingskamer een onthutsend beeld van een slecht doordachte en onvoldoende uitgewerkte megafusie. Er werd teveel vertrouwd op een decentrale aansturing die slechts leidde tot meer chaos en vertraging. Iedere organisatie had zijn eigen cultuur en werkwijze en hield daar aan vast. Hierdoor bleven beoogde efficiency- effecten uit. Op de werkvloer was volstrekt niet duidelijk wat het bestuur beoogde met de samenwerking. Daarnaast werden er allerlei nieuwe prestigieuze geldverslindende projecten gestart zonder dat de commissarissen hiervan op de hoogte werden gesteld. Bovendien hebben de zittende commissarissen, volgens de rechter, nieuwe collega’s in 2007 niet op de hoogte gesteld van toen al bestaande problemen bij Meavita. Ook hebben zij belangrijke interne- en externe signalen en zorgen over het functioneren van de bestuursvoorzitter niet doorgegeven aan hun collega’s. Het verslag liegt er niet om. Het leest als een grote aanklacht, toch heeft de rechter wel degelijk rekening gehouden met de lastige periode waarin de bestuurders opereerden. Er vonden in 2007 veel grote veranderingen in de zorg plaats. Dat verandert echter niets aan de uitkomst. Juist het feit dat de situatie zo ingewikkeld was, had volgens de rechter moeten leiden tot extra alertheid en zorgvuldigheid bij de commissarissen, maar die zaten te slapen of waren druk met andere toezichthoudende functies.Daar waar in het bedrijfsleven in de Code Tabaksblat een maximum van vijf wordt gesteld aan het aantal toezichthoudende functies van een bestuurder, is dat voor dit soort organisaties nog niet het geval al wordt de roep om een grens te stellen aan het aantal ‘bijbanen’ wel steeds luider.Hiermee dient zich echter het volgende probleem aan, goede toezichthouders zijn schaars. Bestuurders met ervaring zijn er al lang van doordrongen dat een toezichthoudende functie geen vrijblijvend bijbaantje is maar een functie met verantwoordelijkheden die tijd en aandacht vraagt. De uitspraak van de Ondernemingskamer bevestigt dit nog een keer. Goede bestuurders zullen zich dus nog wel een keer achter de oren krabben voordat zij een (extra) toezichthoudende functie op zich nemen. Het is te hopen dat de uitspraak van de rechter voor zittende toezichthouders fungeert als een wake up call.