Gemeenten bepalen het zorglandschap

Gemeenten zitten dicht op hun inwoners en kunnen de zorg daarom effectiever en met minder bureaucratie leveren. Dit was de gedachte achter de transitie die ruim twee jaar geleden is ingezet. Hoewel er sindsdien veel gebeurd is, moet de werkelijke transitie nog plaatsvinden.

Sinds 1 januari 2015 zijn gemeenten opdrachtgever in de zorg. Zij zijn verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en de zorg aan langdurig zieken en ouderen. Het is een enorme opgave, voor zowel gemeenten als zorgaanbieders. Gemeenten hebben een gebrek aan kennis en ervaring om de rol als opdrachtgever adequaat in te vullen. De kunst afkijken kan niet, omdat ze allemaal tegelijkertijd het wiel uitvinden. Van meer praktische aard is de capaciteit van de inkoopafdeling. De inkoopuitgaven van gemeenten zijn door de transitie soms verdubbeld. Er is heel veel werk bijgekomen. Omdat het bovendien om nieuwe materie gaat, neemt een aanbesteding veel tijd in beslag. Het is geen uitzondering dat er 1.200 vragen beantwoord moeten worden over één aanbesteding.

Zorgaanbieders worstelen nog met de verkoop van hun diensten, voor hen een nieuwe ervaring. Aanvankelijk kozen de gemeenten ervoor zoveel mogelijk hetzelfde te laten. Maar nu breekt de tijd aan van verandering en moeten de zorgaanbieders hun contracten gaan bevechten.

De grootste omwenteling is de herschikking van verantwoordelijkheden. Gemeenten zijn verantwoordelijk, maar voeren de zorg niet zelf uit. Ze zijn als opdrachtgever dus leidend in de vorming van het zorglandschap. Het helpt daarbij niet dat binnen de gemeente tegenstrijdige belangen kunnen spelen: bijvoorbeeld een beleidsambtenaar die zo veel mogelijk op hoofdlijnen wil sturen, terwijl de raad, die politiek verantwoordelijk is, elk detail wil beïnvloeden. Zorgaanbieders moeten daardoor soms aan onlogische of zelfs tegenstrijdige eisen voldoen, wat leidt tot verwarring en apathie.

In de zoektocht naar geschikte samenwerkingsvormen, tekent zich nu wel degelijk een aantal trends af die houvast geven aan de marktpartijen. De integrale aanpak helpt om de zorg efficiënter te maken, maar ook om problematiek eerder te signaleren en cliënten beter te begeleiden. Aanbieders moeten dus meer gaan samenwerken. De gemeente kan als hoofdaannemer optreden, maar de meerderheid zal kiezen voor een regisseursrol. De coördinatie regelen de zorgaanbieders in dat geval zelf, bijvoorbeeld door zich te verenigen. De gemeente zal grote pakketten samenvoegen en de markt stimuleren met een gezamenlijke offerte te komen.

Sommige gemeenten gaan nog verder en kiezen voor subsidie. Een zorgaanbieder regelt dan de faciliteiten tegen een vast bedrag. De individuele verantwoording per cliënt komt te vervallen, wat een hoop administratie scheelt. Bovendien hoeft er niet te worden aanbesteed, dat kan tot 10 procent goedkoper uitpakken.  

Je zou verwachten dat veel instellingen zich actief groeperen tot integrale zorgaanbieders en op de verandering anticiperen. Dat gebeurt mondjesmaat, met het gevaar dat sommige buiten de boot vallen en hun omzet verliezen. Het ziet er naar uit dat de gemeenten alle zorgtaken bij één of enkele zorgpartners gaan leggen en dan is het van levensbelang om daar bij te zitten. Zorgaanbieders die geen aansluiting zoeken, nemen een behoorlijk risico. Het spannende deel van de transitie moet beslist nog komen.  

Maarten Erasmus is managing consultant bij Emeritor

 

Gerelateerde artikelen