Prinsjesdag 2025: wat zijn fiscale maatregelen die impact hebben op Nederlandse CFO?

Vandaag presenteerde het demissionair kabinet zijn plannen voor o.a. het Nederlandse bedrijfsleven: het Belastingplan 2026.
Een van de meest ingrijpende voorstellen in het Belastingplan 2026 betreft de aanscherping van de lucratiefbelangregeling, met directe gevolgen voor CFO’s met een managementparticipatie. Daarnaast bevat het Belastingplan een reeks andere fiscale maatregelen die impact hebben op ondernemingen van de CFO.
1. Verhoging tarief lucratief belang in box 2
Het kabinet neemt in het Belastingplan 2026 alsnog het eerder uitgestelde amendement op om middellijk (in box 2) gehouden lucratieve belangen zwaarder te belasten. Vanaf 1 januari 2026 geldt voor de inkomsten uit dergelijke lucratieve belangen een effectief tarief van 36% (tot ca. EUR 68K geldt 28,45%), doordat een multiplier van 36/31 wordt toegepast op het reguliere box 2-tarief van 31% (tot EUR 68K geldt 24,5%). Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de motie-Idsinga (NSC).
Wanneer is sprake van een lucratief belang?
Een lucratief belang ontstaat wanneer een CFO met een relatief beperkte investering de kans krijgt een rendement te behalen dat in geen verhouding staat tot het geïnvesteerde kapitaal en het te lopen risico. Dit wordt doorgaans gecreëerd door een hefboom in de financieringsstructuur van de onderneming.
Dit hefboomeffect (ook wel “envy” genoemd) kan bijvoorbeeld worden bereikt via een cumpref-structuur, achtergestelde leningen of agio, of door zogeheten hurdle- of threshold-aandelen die pas meedelen in de winst vanaf een bepaalde drempel.
Fiscaal gezien is het belangrijkste gevolg dat voordelen uit een lucratief belang in beginsel in box 1 worden belast. Daarmee worden deze voordelen behandeld als arbeidsinkomen (box 1) in plaats van beleggingsinkomen (box 2 of 3) dat lager is belast.
De wereld verandert. Onvoorspelbaar. Complex. Vol risico’s én kansen. Juist nu vraagt leiderschap méér dan alleen cijfers. Het vraagt visie. Lef. Kompas. Tijdens 𝗘𝘅𝗽𝗲𝗱𝗶𝘁𝗶𝗲 𝗖𝗙𝗢 gaat een selecte groep CFO’s het avontuur aan door een landschap vol onzekerheid. Geen standaard conferentie, een dag vol reflectie, strategische verdieping en inspiratie.
Box 2-structuur en wijziging bij lucratief belang
CFO’s met een lucratief belang maken in de praktijk echter gebruik van de wettelijke mogelijkheid om de opbrengsten uit een lucratief belang in box 2 te belasten in plaats van in box 1. Daarbij geldt de zogenoemde ‘doorstootverplichting’ op basis waarvan de inkomsten binnen een jaar naar privé moeten worden uitgekeerd en in box 2 in de heffing worden betrokken. Bij een dergelijke structuur houdt de CFO de participatie via een management-BV of een personal holding BV. Op het niveau van de BV zijn de inkomsten vrijgesteld vanwege de toepassing van de deelnemingsvrijstelling (vereist: minimaal 5% belang in het nominaal gestorte kapitaal; ontbreekt dit aanvankelijk, dan kan dit alsnog worden bereikt door met verschillende nominale waarden te werken). De BV moet de inkomsten vervolgens binnen hetzelfde jaar uitkeren naar privé, waardoor de heffing plaatsvindt in box 2 (maximaal 31% in 2025) in plaats van box 1 (49,5%).
Met het voorstel in het Belastingplan wordt deze route minder aantrekkelijk. Voordelen uit een lucratief belang die via box 2 worden belast, zullen voortaan niet meer onder het reguliere box 2-tarief vallen, maar worden belast met het box 3-tarief van 36%.
De verhoging van het tarief voor lucratief belang is ingegeven vanuit de wens van de politiek om fondsmanagers in de private-equitysector zwaarder te belasten. Echter, met deze maatregel worden ook alle ‘gewone’ management- en werknemersparticipaties geraakt. Ook aandelenbelangen in bedrijven zonder link met private equity, startups en scale-ups vallen dus onder deze bepaling.
Lees ook op CFO.nl: Renée Wansink (CFO van Karl Lagerfeld): “Bij alles wat we doen, denken we: wat zou Karl vinden?”
De verhoging van het tarief voor de box-2 structuur is het verschil in totale belastingdruk met bijvoorbeeld een reguliere bonus of een Stock Appreciation Right (SAR) marginaal. De bonus en SAR worden weliswaar belast in box 1 (49,5%), maar daartegenover staat dat de betaling in beginsel een aftrekbare last vormt voor de onderneming. Daarnaast is de reguliere bonus/SAR fiscaal redelijk recht-toe-recht-aan en zullen er geen discussies zijn met de fiscus waardoor een ruling vooraf over het algemeen overbodig is. Dit alles overwegende zou de onderneming er ook voor kunnen kiezen om de CFO te belonen met een SAR of een reguliere (exit)bonus. Daarbij kan bijvoorbeeld een hoger bedrag worden toegekend als compensatie voor de hogere box 1 heffing.
2. Box 3
Als de CFO een aandelenbelang heeft van minder dan 5% dat niet als een lucratief belang kwalificeert, wordt dit belast in box 3. Dit betekent dat niet het werkelijke rendement, maar in beginsel een forfaitair rendement in de heffing wordt betrokken. Uit het Belastingplan 2026 blijkt dit forfait voor overige bezittingen omhoog gaat naar 7,78% (ten opzichte van 5,88% in 2025). Tegelijkertijd daalt het heffingsvrije vermogen naar € 51.396 (was € 57.684). Voor CFO’s met aandelen/beleggingen in box 3 betekent dit dat de belastingdruk toeneemt.
3. Pseudo-eindheffing op privégebruik zakelijke fossiele auto vanaf 2027
Vanaf 2027 voert het kabinet een nieuwe maatregel in: een pseudo-eindheffing van 12% over de waarde van de door de werkgever aan diens werknemer ter beschikking gestelde fossiele personenauto voor privégebruik. Deze heffing komt voor rekening van de werkgever (inhoudingsplichtige), ongeacht of de werknemer zelf een eigen bijdrage levert voor het gebruik van de auto.
Bijvoorbeeld: als op 1 januari 2027 een werkgever een niet-emissie vrije auto ter beschikking stelt met een cataloguswaarde van € 30.000, dan bedraagt de bijtelling €6.600 per jaar (22% van €30.000). Bij het hoogste belastingtarief van 49,5% betaalt de werknemer €3.267 aan belasting. De werkgever betaalt daarnaast €3.600 aan pseudo-eindheffing (12% van €30.000).
De maatregel geldt voor auto’s die niet volledig emissievrij zijn, zoals benzine-, diesel- of hybride voertuigen. De pseudo-eindheffing komt dus bovenop de bestaande fiscale regels en vormt een extra lastenverzwaring voor werkgevers die dergelijke auto’s ter beschikking stellen voor privégebru