Professor Max Otte: Eurocrisis is eigenlijk bankencrisis

Als het om het voorspellen en duiden van crises gaat, heeft professor Max Otte een naam hoog te houden. De Duitse econoom voorspelde in 2006 met zijn boek Der Crash kommt de financiële crisis van 2008. Vanaf dat moment is zijn ster rijzende. Op dit moment richt hij zijn blik op de eurocrisis, en ook hier ziet hij weinig positieve vooruitzichten als we blijven doorgaan op dezelfde weg…

Otte, professor Kwantitatieve en Kwalitatieve Business-Analyses en Diagnose aan de Karl Franzens Universiteit in Graz en professor Algemene en Internationale Business-Administratie aan de Universiteit van Worms, weet waarover hij praat. Naast hoogleraar is hij ook oprichter en manager van het succesvolle PI Global Value Fund, dat in 2010 de DAX-index met 38 procent wist te verslaan en dat eigenlijk vanaf het begin in 2008 al met eenzelfde percentage deed. De vraagt dringt zich op hoe het toch kan dat we er, hoewel meerdere partijen de crisis zagen aankomen, niet in zijn geslaagd die te voorkomen. Volgens Otte is dat heel verklaarbaar. “Markten en economieën worden over het algemeen gezien als rationeel opererende systemen. Dat is niet zo, maar om de een of andere reden hebben we er behoefte aan te denken dat het wel zo is. Markten en economieën hebben echter alles te maken met macht. De macht van bedrijven, de macht van de markt, de macht van landen, belangengroepen en allerlei verschillende belangen. Dat heb ik tijdens mijn doctoraalstudie aan Princeton University geleerd. Mijn hoogleraar politieke economie hield me voor: kijk goed naar de regels van het spel. Hoe zijn ze geschreven, door wie, en in welk belang werken ze? Zijn ze geschreven vanuit een breder gedragen algemeen belang, of dienen ze slechts het belang van een bepaalde groep?” Als voorbeeld haalt Otte de besluitvorming rond de euro aan. “Frankrijk wilde de euro. De toenmalige Duitse minister-president Helmut Kohl gaf eigenlijk niet zoveel om de euro, het ging hem vooral om de Duitse eenwording en in bredere zin de Europese eenwording. Frankrijk voerde een zeer actieve strategie ten aanzien van de euro. De Duitsers gingen met Frankrijk mee, maar vanuit een reactieve strategie. Ze eisten de invoering van een schuldenplafond en convergentiecriteria. Dat was, als je nu terugkijkt naar de verdragen die in deze periode werden gesloten, puur reactief.” Deze reactieve houding is volgens Otte terug te vinden in de werking van de Europese Unie, het EU-verdrag, de bail out-clausules van de euro en het ECB-verdrag. “In het ECB-verdrag zijn clausules opgenomen die stellen dat de ECB niet direct mag investeren in obligatieleningen van een land. Advocaten zouden dit opvatten als: misschien is er wel een andere manier om dat te doen. Je kunt nu natuurlijk de vraag stellen of dit niet vanaf het begin de Franse strategie was.” __________________________________________________________________________________CFO Day 2012 – Ontdekkingsreiziger: op koers in een nieuwe wereldOp 7 juni 2012 kunnen CFO’s en Financieel Directeuren aanmonsteren op de SS Rotterdam voor een reis naar de nieuwe wereld. Hoe die nieuwe wereld er precies uit ziet weten we nu nog niet, maar we kunnen wel een aantal ontwikkelingen schetsen die we op deze reis tegen zullen komen. Lees meer.__________________________________________________________________________________Volgens Otte is de euro dan ook vooral het gevolg van superieure Franse diplomatie en daarnaast de ideologie om één Europa te vormen, die er in zijn woorden ‘als een dikke saus overheen werd gegoten’. Otte geeft toe dat het zo op het eerste gezicht een goede zaak leek. “Dezelfde mensen in Duitsland die het toen een goede zaak vonden, zeggen nu, naar aanleiding van de crisis in Griekenland, dat Europa uit elkaar valt. Dat is natuurlijk complete onzin. Of Griekenland nu wel of niet deel uitmaakt van de eurozone is voor Europa volstrekt irrelevant. Het is belangrijk voor Griekenland en de financiële partijen die Griekse staatsleningen hebben en natuurlijk voor alle Griekse banken die in handen zijn van rijke Griekse tycoons. We moeten eens goed kijken naar wie wat doet en waarom. Waarom doen we die grootschalige stresstesten voor banken in Europa? Zelfs in Duitsland en Oostenrijk, waar het bankensysteem zeer solide is? De meeste kleine regionale banken hebben hier een eigen vermogen van 10 tot 12 of 14 procent! Waarom hebben we die opeenvolgende rondes van downgrades en nieuwe ratings van Europese spelers en landen door de Angelsaksische rating agencies? Als je naar de werkelijke situatie kijkt, is er onder de grote geïndustrialiseerde economieën eigenlijk geen land dat werkelijk een triple A-status verdient, behalve misschien Noorwegen, maar de Verenigde Staten of Duitsland zeker niet.” Over de rol van de rating agencies in de samenleving is Otte zeer uitgesproken. Volgens hem dienen die alleen maar om verantwoordelijkheid af te schuiven. “Je moet teruggaan naar de vraag: wie doet wat met welk doel?” doceert hij. “We zijn behoorlijk goed in het verklaren van krachten in de markt, maar we kijken totaal niet naar de macht van wet- en regelgevers. Waarom hebben we eigenlijk rating agencies? Die komen voort uit een systeem van wantrouwen, het eerste rating agency, The Mercantile Agency, opende in 1841 zijn poorten in New York. Natuurlijk heeft alles zijn goede en slechte kanten. In de Amerikaanse maatschappij kwam in de negentiende eeuw veel fraude voor, veel meer dan in continentaal Europa. Dat was een erg onzekere en onveilige omgeving voor mensen die belegden in obligaties of kredietbeslissingen moesten nemen. Er is een agentschap gevormd dat beschikte over eigen spionnen, zoals kassiers bij banken, advocaten en andere personen op de juiste posities. Twee tot drie jaar later had het agentschap 2000 spionnen – zelf noemden ze zich agenten – in de VS. De vraag naar eerlijkheid en transparantie was zo groot, omdat het systeem zelf niet transparant was. Dat waren de eerste rating agencies.” ####Volgens Otte hadden we in Europa, met de bestaande banksystemen in Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en Nederland, de agencies niet nodig. “Hoewel Nederland veel flexibeler en mobieler is dan Duitsland, is men in de maatschappij nog steeds veel nauwer bij elkaar betrokken en meer gericht op vertrouwen dan in de VS.” Een deel van het succes van de rating agencies schuilt naar Ottes mening ook in de mogelijkheid om een stuk eigen verantwoordelijkheid af te schuiven. Bedrijven hebben hier zelf schuld aan, CEO’s en CFO’s vonden het gebruik van rating agencies wel gemakkelijk. Maar Otte benadrukt dat de bank tot taak heeft de eigen investeringen te beoordelen. Door de sterke positie van de rating agencies raken we verder weg van een markteconomie, volgens Otte. “Het is een kartel dat wordt beschermd door regelgeving. Standard & Poors geeft zelfs ongevraagd slechte ratings af en belooft bedrijven dat de ratings beter zullen uitvallen wanneer ze meewerken.” De situatie kan volgens Otte alleen veranderen, als de Chinese kredietbeoordelaars meer op de voorgrond treden en in de publiciteit komen. “Zij zijn anders, omdat hun belangen anders zijn. We hebben tegengestelde krachten nodig om het evenwicht te herstellen, en dat tegenwicht kan alleen uit China komen op dit moment. Ik roep al twee jaar lang om de oprichting van een Europese kredietbeoordelaar. Sommigen hebben het geprobeerd, maar, zo werd gezegd, de kosten zijn te hoog, wel 200 miljoen euro per jaar! Ik denk niet dat dat te veel geld is voor een eigen Europees geluid. Integendeel, het is een koopje als we onze economische soevereiniteit willen herstellen.” Voor Otte bestaat er geen Europese crisis: de huidige situatie is eigenlijk een bankencrisis. “Europa praat zichzelf in de put. We hebben opgeteld een begrotingstekort van 4,5 procent, wat op zich geen probleem is. Het begrotingstekort in de VS is met 10,8 procent een ramp en Japan kijkt tegen een tekort van 10 procent aan. Onze macro-economische cijfers zijn niet slecht, de euro is sterk. Ieder jaar, tot aan de crisis, heeft de euro 1 procent van de wereldwijde valutareserve veroverd, het percentage steeg van 17 naar 27 procent sinds de oprichting, dat is fenomenaal.” “Europa is politiek gezien echter heel zwak. Nogmaals, waarom is Griekenland een zaak van leven of dood voor de euro en Europa? De Grieken zijn onder valse voorwendselen in de euro gekomen, als ze uit de euro zouden stappen, zal niemand dat merken, behalve dan dat het ons eenmalig 120 miljard euro gaat kosten. We hebben nu onze garanties uitgebreid naar 200 miljard. ‘Voor hetzelfde geld hadden we Griekenland uit de euro kunnen laten gaan, de banken kunnen redden en het land een kans kunnen geven om opnieuw te beginnen’, zei een vriend van mij. We hebben de rijken, de oligarchen, in Griekenland gered. Griekenland is geen werkende democratie, er zijn veel Papademossen.” __________________________________________________________________________________ CFO Day 2012 – Ontdekkingsreiziger: op koers in een nieuwe wereld Op 7 juni 2012 kunnen CFO’s en Financieel Directeuren aanmonsteren op de SS Rotterdam voor een reis naar de nieuwe wereld. Hoe die nieuwe wereld er precies uit ziet weten we nu nog niet, maar we kunnen wel een aantal ontwikkelingen schetsen die we op deze reis tegen zullen komen. Lees meer. __________________________________________________________________________________We hebben in Europa te maken met een politieke crisis waarbij de zwakheden zijn aangetoond, is de mening van Otte, die stelt: “Voor een muntunie heb je mobiliteit van kapitaal, goederen en arbeid nodig. We hebben alleen mobiliteit van kapitaal en goederen, maar niet van arbeid, daarom krijgen we die ver uiteenlopende ontwikkelingen. De euro was een van de oorzaken van de huidige crisis. Die speelde een belangrijke rol in de Spaanse vastgoedboom, de Ierse investeringsboom en de groei van de overheidsschuld in Griekenland. De euro bevorderde de handel niet echt, maar maakte zakendoen op Europese schaal voor bedrijven een stuk eenvoudiger en zorgde voor stroomlijning van interne processen. Europa moet gaan samenwerken, we hebben groeimotoren nodig. We moeten weten wat onze belangen zijn, wie onze tegenstanders zijn en wat de problemen zijn. We hebben vertrouwen nodig. We hoeven Europa niet bij elkaar te houden voor de euro. Griekenland en mogelijk andere perifere landenkunnen eruit stappen, we hebben alleen een systeem nodig voor het faillissement van die landen.” Als de zwakte van Europa met de crisis is aangetoond, dringt zich de vraag op of meer politieke macht van Brussel de oplossing is. “Het zou beter zijn voor de euro, die zou zo flexibeler kunnen worden. We moeten de visie van de grondleggers van de Europese idee in herinnering houden. Het parlement moet het voor het zeggen hebben. We hebben een Europese Commissie nodig die is gekozen door het parlement, Europa moet democratischer worden. We hebben ook goede competente Europese ambtenaren nodig en om die te krijgen, moeten we ze goed betalen. Ik ben ervan overtuigd dat je goede ambtenaren krijgt, als je goede carrièrekansen biedt en de mogelijkheid om aan de publieke zaak bij te dragen. Verder moet er meer transparantie komen, het lobbyen in de achterkamertjes van Brussel moet minder worden. Nu krijgen de overheden vaak de schuld van de eurocrisis. Dat is uiteindelijk de beste prstunt van de financiële industrie: die heeft er een puinhoop van gemaakt en is door de staat gered. Dat leidde tot een groei van de staatsschuld. Nu geeft men de schuld aan de overheid. Verbazingwekkend.” Als overheden het laten afweten en bestaande instituten niet blijken te werken, wie trekt er dan aan de touwtjes? “Ik zou zeggen Lloyd Blankfein (CEO van Goldman Sachs, red.) en zijn collega’s. Er zijn een aantal zeer machtige banken en Goldman Sachs is erg belangrijk en machtig. Kleinere banken hebben hieronder te lijden. Goldman heeft de beste medewerkers met de beste reputatie, en die medewerkers heeft het niet om advies te geven, maar vanwege hun reputatie en netwerk. Zo werkt het. Soms kan een tegenlobby uit het bedrijfsleven helpen om deze macht te beperken. Zo ging de fusie tussen NYSE, Euronext en Deutsche Börse voor een belangrijk deel niet door wegens protesten uit het Duitse bedrijfsleven.” Met de burgerprotesten lijkt het echter niet zo te lukken. Hoewel de Occupy- beweging het protest tegen de financiële wereld vorm probeert te geven, bereikt die volgens Otte juist het tegenovergestelde. “Het helpt de grote banken. Dit soort kwesties is gecompliceerd door de manier waarop we de industrie hebben gereguleerd. Sommige mensen beseffen dit en gaan daartegen demonstreren, maar ze hebben niet de kennis om hun grieven gestructureerd op papier te zetten. Het is meer een uitlaatklep om stoom af te blazen. Als er iets moet gebeuren, zou dat door een coalitie van Europese landen zoals Frankrijk, Duitsland, Nederland en Oostenrijk moeten plaatsvinden. Duitsland kan dat om historische redenen niet alleen doen.” Er rust in de beleving van Otte een taak op de schouders van de overheid, die ondanks de toenemende complexiteit voor haar burgers greep op de wereld moet houden. “Wetten en grenzen zijn er om mensen te beschermen. Het hele systeem is gebaseerd op de valse voorspelling dat iedereen even slim is en altijd dezelfde goede beslissingen neemt. Voor rijke mensen is er nu in toenemende mate een onbeperkte macht, de civil society nadert met rasse schreden haar einde. Ik noem het neofeodalisme. Ik ben van mening dat mensen moeten worden beschermd. Bankieren moet weer saai worden. Dit was het motto voor banken na de crisis van 1929, en tot begin jaren tachtig werkte dat erg goed.”