Zicht op toezicht

Mijn werkzaamheden tegenwoordig bestaan vooral uit deelnemen in raden van commissarissen en raden van advies van diverse (familie) bedrijven. Familiebedrijven worden vaak als een homogene groep gekarakteriseerd maar dat is niet terecht.

Door Huub van Rozendaal

Als lid van een RVC of een RVA onderscheid ik een aantal categorieën :
1) Een DGA , die alle aandelen houdt ( meestal 1e of 2e generatie)
2) Een bedrijf dat eigendom is van broers/ zusters , die ( nagenoeg ) allemaal werkzaam zijn in het bedrijf ( meestal 2e generatie) 
3) Een bedrijf dat meer familieaandeelhouders heeft, maar waarvan er maar een (beperkt) deel in het familiebedrijf werkt ( meestal 3e generatie of later) 
4) Een bedrijf dat eigendom is van een familie, maar waarvan niemand meer in het bedrijf werkt( eveneens 3e generatie of ( veel ) later) 

Ik ben persoonlijk bij al deze varianten actief. De verschillen in karakter van het bedrijf hebben nogal wat invloed op wat ik feitelijk doe.

Sommige familiebedrijven, die niet verplicht zijn om een RVC te hebben, geven de voorkeur aan een RVA (of geen van beide vormen). Die zien de (formele) macht van een RVC vaak als een inperking van hun rechten als aandeelhouder. Als zo’n bedrijf ook nog een structuurvennootschap is, snap ik dat des te meer. Het is toch bijzonder dat een DGA, enig aandeelhouder, ontslagen kan worden door zijn eigen RVC. Dat is gevoelsmatig een aantasting van het eigendomsrecht. Ik snap dat er dan een aanleiding is om niet aan de criteria van een structuurvennootschap te voldoen. Als toezichthouder/adviseur is dat ook geen fijne rol. Ik ontleen mijn invloed liever aan kennis, gedrag en argumenten dan aan wettelijke macht. Die laatste werkt soms contraproductief. Je enige machtsmiddel is ermee ophouden. Als je een wezenlijke bijdrage levert hoef je daar niet bang voor te zijn.

In de categorieën 3) en 4) leeft dat gevoel veel minder of is zelfs het tegendeel waar. Daar hebben juist de aandeelhouders het gevoel dat een RVC (met externen) een prima middel is om te beoordelen of de directie zijn taken naar behoren uitvoert. Daarmee is er meer controle over de bedrijfscultuur en het bezit van het bedrijf. Ook in die situatie is het structuurregime niet altijd een voordeel, door de inperking van de formele macht van de aandeelhouders. Ook hier geldt dat het gevoel van beslissingsmacht soms belangrijker is dan de macht zelf!

De categorie 3) en 4) bedrijven beschikken vaak over een Familiestatuut, waarin de relatie tussen de aandeelhoudersfamilie en het bedrijf is vastgelegd. Daarbij valt mij op dat het bedrijf op de eerste plaats komt en dan pas de familie. Mensen die zo zorgvuldig met hun bezit omgaan hoeven van mij niet te veel beperkt te worden in hun beschikkingsmacht. Die kunnen zelf de verantwoordelijkheid wel aan. Ze beseffen immers dat ze rentmeester zijn voor de volgende generatie. 

Huub van Rozendaal was CFO van Sligro en blogt voor CFO.nl over zijn ‘lessons learned’ en de invulling van de functie van CFO.

____________________________________________________________________________________

CFO bij het Familiebedrijf Award

Op 6 oktober tijdens de FM Dag wordt de CFO bij het Familiebedrijf Award uitgereikt.

Deze Award is niet een Award voor het bedrijf maar voor de Financieel Directeur en de prestaties die hij/zij heeft geleverd. 
Met deze award willen wij de erkenning geven die de sterk geprofessionaliseerde financiële functie bij het familiebedrijf toekomst. Daarnaast hopen we hiermee een extra stimulans te geven aan de verdere ontwikkeling van de financiële functie. 

_____________________________________________________________________________________