Wat leer je van de purchasing managers index?

Elke eerste werkdag van de maand komt de NEVI met de nieuwe purchasing managers index (PMI), meestal voorzien van commentaar door inkoopprofessor Arjan van Weele. De Nederlandse PMI mag dan een van de belangrijkst indicatoren zijn voor onze economie, de inkoper zelf heeft er nauwelijks iets aan. Voor wie is die index eigenlijk?

Door Maarten Erasmus Even kort voor diegenen die het hem nog niet kennen: de inkoopmanagersindex is gebaseerd op circa driehonderd maandelijkse enquêtes onder inkopers in de industrie. Gezamenlijk vertegenwoordigen zij meer dan 10 procent van het bbp. De inkopers vullen vragen in over de stand van de productie, de inkooporders, prijzen, werkgelegenheid en voorraden, die elk een eigen indexcijfer krijgen. Die vormen de PMI. Een PMI van 50 duidt op een gelijkblijvend niveau, een hoger cijfer op groei en een lager op krimp. Economische voorspeller De PMI is een belangrijke indicator voor financieel analisten. Banken gebruiken de index bijvoorbeeld bij het vaststellen van de rentevoet. Het is een vroege economische voorspeller. Als inkopers in de industrie meer orders plaatsen, kun je erop rekenen dat de productie en verkopen gaan toenemen. De PMI is niet gebaseerd op opinie, maar op feiten. Het is dus niet alleen een vroege, maar ook een betrouwbare indicator. Het verhaal gaat dat de index werd ontwikkeld in de VS in 1948, door inkoopmanagers die inzicht wilden hebben in de ontwikkeling van voorraadniveaus, prijzen, levertijden en orderportefeuilles. Met deze kennis zouden zij beter kunnen inkopen. Wereldwijd zijn er nu 30 landen met een PMI, waarvoor 20.000 bedrijven maandelijks hun gegevens aanleveren. De dagelijkse organisatie ligt in handen van de non-profitorganisatie Markit. In Nederland wordt de index gepubliceerd door de Nederlandse Vereniging voor Inkoopmanagement (NEVI). Branchespecifieke indexen De inkoopmanagersindex mag dan een belangrijke indicator zijn, aan inkopers biedt hij weinig houvast. Een algemeen cijfer over groei of krimp per sector is veel te grof. Voor de inkoop van materialen is veel specifiekere informatie nodig. Voor de een is dat de koers van de yen, voor de ander de ontdekking van een nieuwe platina-ader in een mijn in Zuid-Afrika. Inkopers maken dan ook veel liever gebruik van branchespecifieke indexen. Dit zijn indexen waarvoor de inkopers in de branche cijfers aanleveren, die daarna in algemene vorm worden gedeeld met de andere deelnemers. In dit licht is het dus niet logisch dat de NEVI zich inspant om de PMI wereldkundig te maken. De leden schieten er weinig mee op. Maar het is wel een leuke manier om het vak van inkoopmanagement te promoten. Overigens hebben inkopers natuurlijk wel informatie die interessant is voor andere inkopers. Maar die delen zij niet. Om tactische redenen. De echt interessante informatie blijft onder de pet.Al is de PMI ooit ontwikkeld door inkopers, op bedrijfsniveau heb je er weinig aan. Dat is natuurlijk wel jammer van alle inspanning. Er zijn natuurlijk bedrijven die de grote lijnen van de economie willen volgen, maar dat zijn er per saldo maar weinig. En daarmee blijft de PMI vooral interessant voor economen, investeerders en beleggers, maar niet voor de oorspronkelijke doelgroep, de inkoopmanagers.Maarten Erasmus is managing consultant bij Emeritor, the procurement solutions company

Gerelateerde artikelen